Menno de Bruyne neemt na veertig jaar afscheid van politiek: Het leven maakte mij milder, soms
Menno de Bruyne maakte deze week zijn bureau bij de SGP-Tweede Kamerfractie leeg. Hij gaat na een dienstverband van ruim veertig jaren met pensioen. De fractievoorlichter, bekend van de rubriek ”Haagse propjes” uit SGP-partijblad De Banier, blikt terug en kijkt vooruit: „Ik kan nog erg boos en onstuimig zijn.”
De Bruyne (67) was niet alleen fractievoorlichter; hij fungeerde ook als vraagbaak voor politici over de gewoonten van de parlementaire democratie. Tijdens zijn illustere rondleidingen rondom het Binnenhof presenteerde hij moeiteloos talloze leuke of minder leuke feiten over de geschiedenis van de Staten-Generaal.
Toch hoeft de SGP’er niet af te kicken van het Haagse. Dat heeft twee oorzaken. De eerste is dat De Bruyne niet helemaal weggaat: „Ik blijf van tijd tot tijd rondleidingen verzorgen in Den Haag. En ik houd –op veler verzoek– een column in partijblad De Banier.”
De tweede reden is dat de geboren Zeeuw, die zo’n veertig jaar in Den Haag woonde, zich al snel thuis voelde op zijn nieuwe stek op de grens van Friesland en Drenthe. Sinds enkele weken woont hij met zijn vrouw in een fraai twee-onder-eenkapboerderijtje met een grote tuin en prachtig uitzicht: „Dat ‘onthagen’ gaat sneller dan ik ooit heb kunnen denken. We leven dicht bij de natuur en genieten volop van de omgeving. Er staat bij ons een verrekijker in de woonkamer om reeën, kraanvogels, wolven of andere dieren te spotten. Ook hebben we een fijne kerkelijke gemeente gevonden.”
Wordt u straks een orakel uit Friesland, zoals de VVD’er Hans Wiegel dat was in de tijd dat u net in Den Haag werkte?
„Ik ben persoonlijk bevriend met Wiegel, die ook in Friesland woont. Ik hoop hem snel te bezoeken. Wiegel hield van het politieke spel en vond het heerlijk om zo vanaf de zijlijn nog invloed uit te oefenen. Die behoefte voel ik niet.”
Wie van de vijf premiers die u in Den Haag zag rondlopen, maakte de meeste indruk op u?
„Dat is toch wel Mark Rutte. De kritiek op hem dat hij te lang doorging, deel ik; al klinkt dat uit mijn mond wat raar. Hij was een behendig politicus; hij heeft niet voor niets het record van langstzittende Nederlandse premier op zijn naam staan. Maar Mark is ook een aardig mens met een groot sociaal talent. Ik merkte dat toen hij mijn zoon en zijn toenmalige vriendin spontaan aansprak toen zij bij me waren in de Tweede Kamer. Hij was zeer geïnteresseerd in hun verhaal en nadien heeft hij nog verschillende keren aan mij gevraagd: Hoe gaat het met je zoon? Ooit kreeg ik van hem een tip voor een nieuwe woning toen ik wilde verhuizen. Hij is erg attent en toegankelijk.
Met Balkenende had ik een klik, maar dat kwam vooral doordat hij ook uit Zeeland kwam en wij op het voortgezet onderwijs dezelfde leraren hadden.”
Gaat u uw memoires aan het papier toevertrouwen?
„Ik heb altijd gezegd dat ik dat niet zou doen, maar ik heb mijn standpunt herzien. Kees van der Staaij trok me over de streep. Hij wees me erop dat ik ruim 40 van de 102 jaren dat de SGP in de Tweede Kamer zit, bewust meemaakte. Ik verzamel nu allerlei materiaal. Ik heb wel spijt dat ik geen dagboek bijhield.”
Gaat u in de publicatie ook uw stelling onderbouwen dat linkse partijen minder humor hebben dan rechtse?
„Dat is een stelling van de koude grond, maar de praktijk leerde mij de afgelopen jaren dat politici van rechts gemiddeld genomen vriendelijker en hartelijker zijn dan politici van links. Ik heb ooit gehoord van een PvdA-minister die zijn chauffeur niet alleen voor zich liet rijden, maar hem ook de opdracht gaf zijn schoenen te poetsen.
Linkse mensen zijn wereldverbeteraars, wat erg frustrerend is omdat het niet echt opschiet. Rechtse mensen doen hun werk gemiddeld genomen ontspannener.
Ik hoop dat vooral christenen hierin een voorbeeld zijn en hun werk relativeren en het na gedane arbeid kunnen terugleggen in de handen van God. Het kan dan niet meer, maar het hoeft dan ook niet meer. Een enorme geruststelling, in goede en kwade tijden.”
In uw rubriek ”Haagse propjes” in SGP-partijblad De Banier nam u graag de ChristenUnie op de korrel. Hoe kijkt u daarop terug?
„Ik vond dat leuk om te doen. Met name omdat Leen van Dijke en André Rouvoet, de toenmalige leiders van de CU, er boos om werden. Dan ben ik nog steeds een kwajongen. Als je belletje trekt bij mensen en er gebeurt niets, dan stop je er wel mee. Doen ze de deur open en worden ze boos, dan ga je door.
„Wat mij irriteerde, was de neerbuigende manier waarop sommige CU’ers over de SGP spraken, alsof wij te min waren” - Menno de Bruyne, SGP-voorlichter
Wat op de achtergrond zeker meespeelde, was dat er destijds nogal wat rivaliteit tussen de SGP en de ChristenUnie bestond. Naarmate de koers van de CU veranderde, verminderde dat ook. Wat mij irriteerde, was de neerbuigende manier waarop sommige CU’ers over de SGP spraken, alsof wij te min waren. Dan heb ik de neiging om tegengas te geven. Ik herinner me nog goed dat Rouvoet weigerde samen met Van der Vlies geïnterviewd te worden in De Telegraaf, zoals altijd gebeurde. Kennelijk wilde hij niet meer met de SGP geassocieerd worden. Daar kan ik nog giftig over worden. Ik probeerde overigens wel mijn gif met humor acceptabeler te maken.
Gelukkig zijn de verhoudingen nu goed. Tussen Van der Staaij en Segers was geen rivaliteit. En tussen Stoffer en Bikker ook niet.”
Hebt u ergens spijt van?
„Om een doorbraak te bewerken in het terughoudende mediabeleid van de SGP, heb ik aan het begin van mijn werk hier een interview gegeven aan het blad Koers. De kop boven het artikel luidde: ”De SGP is hypocriet als het gaat om media”. Daar heb ik veel spijt van gehad, want door dat interview trok ik het debat in de partij niet los, maar gingen de hakken in het zand. Toen was ík hoogmoedig en onstuimig.”
Welke grote veranderingen maakte u de afgelopen veertig jaar mee in het Haagse?
„Allereerst is de beveiliging van de Kamer en van politici enorm opgeschroefd. Vroeger waren er alleen portiers, maar na de aanval op de Twin Towers op 11 september 2001 werd veiligheid een groot ding.
De tweede grote verandering is de samenstelling van het politieke landschap; dat is volledig omgeploegd. Toen ik kwam, maakten de christendemocraten, de sociaaldemocraten en de liberalen de dienst uit. Het CDA regeerde afwisselend met VVD en PvdA. De beweeglijkheid van de kiezer nam de afgelopen decennia enorm toe. Dat maakt politiek bedrijven moeilijk. Kijk eens naar NSC. De partij van Pieter Omtzigt maakte vorig jaar om deze tijd kans om bij de verkiezingen de grootste partij te worden. Ze werden uiteindelijk de derde met twintig zetels en staan nu in de peilingen op drie zetels.
Wat mij verder natuurlijk raakt, is de teloorgang van de christelijke politiek. In 1986 en 1989 haalde het CDA 54 zetels; nu moeten ze genoegen nemen met 5.”
Wanneer is belangstelling voor de politiek in u ontwaakt?
„Daar moet ik mijn vader dankbaar voor aankijken. Hij was politiek betrokken. We hadden thuis geen televisie, maar als er een belangrijk debat was in de Tweede Kamer, dan volgde hij dat via de radio. Ik studeerde toen politieke wetenschappen en had een bijzondere interesse in politieke geschiedenis. Dat is mede aan hem te danken.”
Kreeg u het christelijk geloof thuis met de paplepel ingegeven?
„Het waren mijn moeder en mijn twee oma’s die daar een belangrijke rol in speelden. Je kon merken dat het geloof voor hen geen uit het hoofd geleerd lesje was, maar een doorleefde zaak. Ik ben heel dankbaar dat zij die rol mochten vervullen. Dat is Gods leiding geweest. Ik kom niet uit een traditioneel SGP-nest. Ook buren en vrienden van school vormden mij en wezen mij de weg.
„Het waren mijn moeder en mijn twee oma’s die een belangrijke rol speelden in het doorgeven van het christelijk geloof” - Menno de Bruyne, SGP-voorlichter
Verder heb ik jarenlang een hartsvriend gehad, met wie ik talloze gesprekken voerde over het geloof en onze relatie met God. Heel lang kon ik geen avondmaal vieren. Maar door gesprekken met hem en door een preek van ds. Paul Visser is die vrijmoedigheid er wel gekomen.
Toen die vriend overleed, was dat buitengewoon aangrijpend, mede door de manier waarop. Ik wil daar verder niets over zeggen.”
Bent u veranderd in de achterliggende jaren?
„Een mens is moeilijk te veranderen en zijn karakter ook. Ik kan nog erg opvliegend zijn – een karaktertrekje van mijn vader. Het leven tekent je ook. En als dat geen gevolgen heeft voor je gedrag, heb je eigenlijk niet geleefd. Maar het leven maakte mij wel milder, soms. En mijn belangstelling is verbreed. Ik ga vaker naar musea. Of naar veilingen; dat zijn net gratis musea. En alles wat groeit en bloeit, boeit me mateloos. Van het klein streepzaad langs ons zandpad tot de reusachtige eiken en beuken in Veenhuizen.
Mijn liefde voor honden is altijd gebleven. Ik heb er negen gehad. De liefde voor dieren ontstond op de hoeve van mijn opa in Vriezenveen. Die kende al zijn 25 melkkoeien bij naam. Als er een naar de slacht moest, moest mijn oom op het erf blijven en ging hij zelf weg. Hij kon het vertrek van de koeien waarvan hij hield niet aanzien. Mijn vader had daar ook iets van. Hij was een jager en deed dat als een rentmeester en niet als een stroper met een jachtakte.”
U bent helemaal verliefd op de Yorkshire Dales in Engeland. De eerste keer dat u daar kwam, huilde u, las ik ergens.
„Dat klopt, ja. Dat was in 2004. Ik ging toen voor het eerst alleen op vakantie omdat ik in een moeilijke periode van mijn leven zat. Ik kende de Dales door een tv-serie die er ooit is geweest in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Die ging over een plattelandsveearts vlak voor en vlak na de Tweede Wereldoorlog in Yorkshire Dales. Van die serie en de bijbehorende boekjes heb ik genoten. Toen ik daar voor het eerst aankwam, was dat een feest van herkenning. Ik dacht: die streek bestaat echt, en toen werd het me even te veel. Sindsdien ben ik nooit meer ergens anders op vakantie gegaan.”
„Als ik echt niets kan vinden, bied ik me –in streepjespak– aan als modelgevangene bij het Nationaal Gevangenismuseum in Veenhuizen” - Menno de Bruyne, SGP-voorlichter
Zien we u straks in Friesland actief als vrijwilliger in de buurt of in de kerk?
„Ik zie dat wel gebeuren, ja. En zolang ik gezond mag blijven, ben ik daarvoor beschikbaar. Ik zal ook nog wat betaald werk moeten gaan doen, want alleen de AOW is geen vetpot. Ik heb contacten met de directeur van het Drents Museum, misschien kan ik daar gids worden. Dat lijkt me mooi.
En als ik echt niets kan vinden, bied ik me –in streepjespak– aan als modelgevangene bij het Nationaal Gevangenismuseum in Veenhuizen. Dat museum, op twee kilometer van waar ik woon, is werelderfgoed. Daar hoor ik dan ook bij.”