Menno de Bruyne kan huilen om schoonheid
Menno de Bruyne behoort tot de best beveiligde voorlichters van Nederland. Niemand komt in zijn kantoortje zonder een veiligheidscheck. Riem af, schoenen uit. „Dat laatste is vanwege de islamisering”, grapt de SGP-voorlichter zonder een spoor van een glimlach. „Je mag dit gebouw alleen betreden zonder schoenen, net als een moskee.”
De deur naar zijn werkkamer –de negende inmiddels omdat kleine partijen aan het Binnenhof na verkiezingen nogal eens moeten verhuizen– is beplakt met stickers die duidelijk maken dat het bij de staatkundig gereformeerde mannenbroeders zeker geen saaie boel is. Zo meldt een poster, vormgegeven in de huisstijl van de VVD –„cadeautje van de VVD-collega’s toen ik hier dertig jaar werkte”– dat het nadrukkelijk toegestaan is de voorlichter te voederen. „We staan in het hele gebouw bekend om onze humor, dat is zeker waar.”
Hoewel hij de werkkamer deelt met een collega-voorlichter is overal zijn vingerafdruk te zien. Schilderijen en tekeningen aan de muur. Als hij ervoor gaat staan, raakt hij bijna in trance en raakt hij niet uitgepraat over wat er te zien is. Vooral geniet hij van landschappen en koeien. Haagse school, moet het zijn. „Kijk, als je er dichtbij staat, zie je allemaal lijntjes. Maar als je afstand neemt, verbeelden die lijntjes ineens een streep licht. Prachtig. Dát is de kunst.”
Schuin achter het bureau is er de kapstok, met daaraan de jas en pet van de meestervoorlichter. Veel ruitjes, dat vooral. „Echt Engels.” En dat geldt ook voor zijn kleding. Het is allemaal Britse wol en tweed, want hij is in 2004 uit de kast gekomen als anglofiel, zegt hij zelf.
Thuis geniet hij daarnaast van antiek, muziek en boeken. „Heel veel boeken, ja. En weinig theologische werken. Mij gaat het om de kern en dan is de rest al heel snel ballast.”
Hij weet heel goed dat hij een atypische SGP’er is. Of, in goed Hollands: een enigszins vreemde vogel in de eerbiedwaardige SGP-keuken aan het Binnenhof. „Mensen denken vaak dat ik politiek gezien nogal licht ben, zoals dat heet. Nou, het tegendeel is waar.”
Voorbeelden?
„Moet dat? Als het gaat om de participatie van vrouwen behoor ik niet echt tot de meest enthousiasten, om maar iets te noemen. Mensen die me kennen, weten dat wel.”
Hoe werd Menno de Bruyne als voorlichter aangenomen door de partij?
„Ik zeg zelf altijd dat het geschied is tijdens een zonsverduistering, toen het bestuur en de Kamerleden even niet zo scherp waren en wat minder goed zaten op te letten. Anders kan ik het niet verklaren.”
Bent u veranderd, als u kijkt naar de afgelopen dertig jaar dat u hier werkte?
„Ja en nee. Ja, als ik kijk naar hoe verlegen ik hier binnenkwam. Echt vreselijk. Ik durfde geen drie woorden te zeggen in gezelschap. Je kunt wel zeggen dat daar behoorlijk wat verandering in is gekomen. Al heb ik nog steeds een hekel aan spreken in het openbaar. Nee, als ik zeg dat ik de jaren door wel altijd de man geweest ben die ik nu ben. In de grond is mijn persoonlijkheid niet veranderd. Het werk is dat wel, trouwens. Toen ik hier kwam, had ik alleen een vaste telefoon en een typemachine. Heerlijk. Je kreeg vijftien brieven in een week. Nu een veelvoud per dag. Het nieuws staat, door alle moderne media, nooit stil. En een sigaartje roken na de lunch, terwijl ik een gedicht lees of naar klassieke muziek luister, is er niet meer bij. Dat kan en mag niet meer.”
En als het niet mag, doet u het ook niet meer.
„Daar doe ik vanzelfsprekend geen mededelingen over.”
Is het werk aan het Binnenhof uw leven?
„Dat was het wel, als ik eerlijk ben. Al toen ik nog in Leiden studeerde, woonde ik de meest onbelangrijke debatten bij in de Tweede Kamer. Dan zat er vaak maar een handjevol politici in de zaal, maar ik vond het allemaal geweldig. Ik keek dan rond en dacht: hier te mogen werken, dat zou toch fantastisch zijn. En dat is het ook, echt. Maar de laatste jaren is het wel minder belangrijk voor me geworden. Het is zeker niet het een en al. Ik ben onlangs 60 geworden en een paar jaar geleden moest ik er niet aan denken ooit met pensioen te moeten. Nu vind ik dat vooruitzicht niet erg meer. Ik ben me door ernstige gebeurtenissen die ik meegemaakt heb veel meer bewust geworden van het belang van niet-tijdelijke zaken. De haringen zitten losser in de grond.”
U hebt ernstige gebeurtenissen meegemaakt. Kunt u daar iets over zeggen?
„Een paar jaar geleden is m’n beste vriend overleden. Het was geen natuurlijke dood, meer wil ik daar niet over zeggen. Dat heeft alles voor me op z’n kop gezet. Een verbijsterende ervaring, dat was het. Juist omdat ik van hem zo ongelooflijk veel heb geleerd. Dan staat voor je gevoel ineens alles stil. De laatste jaren worden ook getekend door problemen thuis, waardoor de feitelijke breuk die er al was in m’n huwelijk nu ook officieel wordt. Dat heeft vanzelfsprekend heel veel met me gedaan, veel meer dan ik eerst besefte. Je hebt voor je gevoel toch gefaald. Ook mijn ouders zijn trouwens gescheiden. Zo zie je dat breuklijnen niet beperkt blijven tot een generatie, maar doorwerken in de geslachten. Die repeterende breuken, zó pijnlijk.
Eind vorig jaar was er het vermoeden van een ernstige ziekte. Dezelfde ziekte waaraan mijn vader en zijn broer zijn overleden, namelijk uitgezaaide prostaatkanker. Dan rolt de horizon van je leven ineens in sneltreinvaart op je af. De grens van dit tijdelijke staat ineens voor je. Al die dingen bij elkaar hebben me veel losser gemaakt van alles aan deze kant van de grens tussen leven en dood. Enkele weken geleden is mijn moeder in mijn bijzijn overleden. Zij stond me het meest na en dat zestig jaren lang. Toen ze haar laatste adem uitblies, klonk op de achtergrond: „Dan ga ik op tot Gods altaren.” Het gevolg van de zonde en de onbegrijpelijke genade in één moment.”
Bent u een mensenmens?
„Dat vind ik een verschrikkelijke term. Want wat is een mensenmens? Ik gruw van die term. Net zoals ik gruw van teambuildingssessies. Ik zit er natuurlijk braaf bij, het hoort bij m’n werk, maar ik vind het allemaal onzin. Dat weten ze hier ook van me, dus daarmee zeg ik niets nieuws. We zijn een goed team en dan moet je niet gaan navelstaren en wroeten. Als je een goede computer hebt, moet je die ook niet uit elkaar gaan halen om te kijken waarom hij het zo goed doet. Tien tegen één dat zo’n ding daarna niet meer werkt.”
Wat doet uw hart sneller kloppen?
„Waar moet ik beginnen? Engeland? Klassieke muziek? Schilderkunst? Dat is trouwens iets van de laatste tijd. Ik weet ook niet precies hoe dat is begonnen, als ik eerlijk ben. Maar mooi is het. Schilders van de Haagse school als Willem Maris en Mesdag hebben iets met licht. Maris zei: „Ik schilder geen koeien, ik schilder licht.” Nou ja, koeien en licht, dan heb je m’n hart wel gestolen.”
U houdt van dieren.
„Absoluut. De mooiste herinneringen in m’n leven bewaar ik aan mijn vakanties in Vriezenveen op de boerderij van opa en oma. Daar liepen werkelijk alle dieren die je je op een boerderij kunt voorstellen. Van paarden tot muizen en alles wat er qua grootte tussenin zit. En koeien natuurlijk. Zwartbonte friezen. Ik had er zelfs m’n eigen koe. En er waren de honden.
Ik heb nu een Turkse hond, een Anatolische herder. Die heb ik gevonden op het Centraal Station van Den Haag. Zijn lieve voorkomen heeft me wel een beetje op het verkeerde been gezet omdat het een echte vechthond is. Sultan, heet-ie. En als-ie weer eens boos blaft, noem ik hem Erdogan, naar de Turkse president. Hij is nu trouwens ernstig ziek, iets wat me zeer bedrukt.”
Nog andere liefdes?
„Landschappen. Natuurlijk het Groene Hart van Holland met z’n lage horizon, koeien en water dat zo vaak is vastgelegd door schilders als Roelofs en Maris.
En het Zeeuwse landschap, waar ik ben opgegroeid, met z’n glimmende, zwarte klei. De ruimte, de wind, de geur, de Oosterschelde. En de wolkenluchten, waar het licht van de lucht speelt met de aarde. Onvoorspelbaar, steeds weer anders, maar altijd mooi.
De allermooiste landschappen heb ik trouwens gevonden in het Engelse Yorkshire. Toen ik daar voor het eerst aankwam met de trein heb ik gehuild. Tranen vanwege de schoonheid. Het zien van die omgeving kwam zo sterk bij me binnen, dat was met niets te vergelijken. Waarom? Dat kan ik niet onder woorden brengen. Als ik in reïncarnatie zou geloven, zou ik zeggen dat ik daar ooit als koe had geleefd. Daar geloof ik niet in, maar dat gevoel van thuiskomen was er wel. Volstrekt overweldigend. Ik zou er het liefst gaan wonen.”
De SGP-fractie heeft u onlangs voor een deel van uw werktijd uitgeleend aan de voorzitter van de Tweede Kamer als een soort historicus van het Binnenhof.
„Nou, dat moet nog wel worden uitgewerkt. Maar inderdaad, ik heb wat met geschiedenis; ik wilde niet voor niets archeoloog worden.”
Hij wijst door het raam van zijn kamer naar een muur van de Ridderzaal: „Daar heb je bijvoorbeeld een van de oudste delen van het Binnenhof, dat trouwens een van de oudste gebouwen van ons land is. Dat staat er al eeuwen. Dat vind ik schitterend.
Rondleidingen geef ik al heel lang. Ook voor de SGP. Ik durf gerust te zeggen dat ik tienduizenden mensen heb rondgeleid. In het begin vond ik het niet echt prettig. Zeker niet als het onverschillige pubers waren die je door het gebouw moest slepen. Nu vind ik het mooi werk. Je ontmoet nog eens normale mensen op die manier. Ik hou niet zo van openbare optredens, maar bij rondleidingen komt de geschiedenis gewoon naar je toe en vertelt het gebouw als het ware zelf het verhaal.”
Het Binnenhof wordt over enkele jaren grondig gerenoveerd en gaat meer dan vijf jaar op slot. Verheugt u zich op de periode na die grote renovatie?
„Nee, integendeel, want ik kom hier waarschijnlijk niet meer terug, gezien m’n leeftijd. In 2020 start de renovatie en hoewel daar nu vijf en een half jaar voor is uitgetrokken, schat ik dat het zomaar tien jaar kan gaan duren. Dan is het over en uit.”
Ook aan een prachtige loopbaan komt een eind.
„Aan alles komt een einde. Dat heb ik ook heel sterk ervaren bij de dood van die goede vriend en van m’n moeder. Ik ervaar het ook bij de mooie muziek die ik beluister. Al hoor je die duizend keer, altijd komt de laatste noot. Dan weet je: het is voorbij.
Toch kom je juist daardoor ook dichter bij dat waar het echt om gaat in je leven. Het zwaartepunt komt meer te liggen bij de dingen van de eeuwigheid.
Ik verlang weleens naar de dood, ja. Al realiseer ik me ook dat er twee soorten verlangens zijn. Het eerste is dat je verlangt naar het einde van alle sores. De andere kant is: het verlangen om bij Hem te zijn, Die Zélf geleden heeft voor alles waar wij hier zo aan kunnen lijden Het kruis, daar gaat het om. Dat is de kern.”
Levensloop Menno de Bruyne
Menno de Bruyne werd geboren op 6 oktober 1957 in Goes. Hij groeide op in het Zeeuwse Colijnsplaat, een plaatsje op het eiland Noord-Beveland.
Hij doorliep de Christelijke Nationale School met den Bijbel in zijn geboortedorp Colijnsplaat (1964-1970). Daarna ging hij naar de middelbare school in Goes, het Christelijk Lyceum voor Zeeland (1970-1976).
Vervolgens studeerde hij politieke wetenschappen aan de Rijksuniversiteit in Leiden van 1976 tot 1982.
Op 1 juni 1984 trad hij in dienst als voorlichter van de SGP-fractie van de Tweede Kamer in Den Haag. Hij verzorgt ook rondleidingen op het Binnenhof.