Van Weel verwees naar nieuwe Europese regels, waardoor duizenden organisaties verplicht zijn hun digitale verdediging te verbeteren. „Die geven aan dat Europa probeert een been bij te trekken en probeert orde te scheppen in het Wilde Westen. Maar we lopen ook tegen drempels aan, tegen fysieke grenzen die in de onlinewereld niet uitmaken. Je kunt net zo goed opgelicht worden door iemand in Nigeria als door iemand in Zuid-Limburg.” Voor rechercheurs is het een stuk lastiger om de eerste oplichter te arresteren dan de tweede.

Het debat ging ook over een regeling die PNBF wordt genoemd. Wanneer mensen opgelicht worden en het bankrekeningnummer van de oplichter weten, kunnen die gedupeerden de naam, het adres en de woonplaats van de oplichter opvragen bij de bank, zodat ze het geld kunnen terughalen. Maar hoe vaak dat gebeurt, is niet duidelijk. „Omdat banken onderling niet goed samenwerken en dat ook niet centraal registreren” zegt Van Weel na vragen van GroenLinks-PvdA. De minister wil de regeling bekender maken, „omdat het een van de weinige methodes is om genoegdoening te krijgen voor mensen die slachtoffer zijn van deze praktijken”.

NSC vroeg naar de aanpak van zogenoemde resellers. Daaronder zijn buitenlandse partijen die Nederlandse servers gebruiken om illegaal materiaal aan te bieden, of om anderen de ruimte te geven illegaal materiaal te delen. Zulke aanbieders zijn vaak niet in Nederland geregistreerd en kunnen heel moeilijk opgespoord en aangepakt worden. Van Weel wil kijken naar manieren om hier beter op te controleren. „Er gebeurt echt het een en ander, maar er kan altijd meer” aldus de minister.