Bijzondere rechtspleging kon volksgerichten in 1945 niet voorkomen
Bijltjesdag voorkomen, dat was het doel van de bijzondere rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog. Vrijwel overal in Nederland namen burgers na de bevrijding toch het heft in eigen handen. Maandagavond hield Stadsarchief Amsterdam een bijeenkomst over naoorlogse straf en wraak binnen en buiten de rechtszaal.
Vanaf 2 januari 2025 gaan de archieven van het Centraal Archief voor de Bijzondere Rechtspleging open. Lang niet alle vermeende collaborateurs werden echter via de officiële wegen berecht. Vrijwel overal in het land werden NSB’ers en ‘moffenmeiden’ tijdens de eerste bevrijdingsdagen publiekelijk berecht door volksgerichten.
Drie onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD), Ewoud Kieft, Hinke Piersma en Erik Schumacher, spraken maandagavond over ambtenaren, moffenmeiden en de doodstraf. Het onderwerp leeft: binnen 24 uur was de bijeenkomst in het Stadsarchief volgeboekt. Zowel nazaten van ‘foute’ Nederlanders als onderzoekers waren aanwezig.
Noodrecht
Historicus Ewoud Kieft vertelde hoe de Bijzondere Rechtspleging al in september 1944 in Londen werd bedacht. „Voor landverraders is in het Nederland van na de oorlog geen plaats”, aldus koningin Wilhelmina. Vergelding werd noodzakelijk geacht om als volk weer te kunnen helen en met deze wetgeving moest eigenrichting worden voorkomen. De regering baseerde zich op noodrecht, oorlogsrecht. Daardoor was de doodstraf toegestaan. De meerderheid van de Nederlandse bevolking was het daarmee eens, al was er wel discussie over.
Op 21 augustus 1945 had het eerste proces van het gerechtshof in Den Haag plaats. Openbaar aanklager mr. J. Zaaijer had vooraf al gedeeld dat „meedogenloos de rekening” zou worden gepresenteerd. Hadden de verdachten daarbij ook nog rechten, of kwam de behoefte aan vergelding vanuit de samenleving geheel voor hun rekening? Die vraag was des te prangender omdat op die eerste dag slechts ‘kleinere’ zaken voorkwamen. Desondanks eiste aanklager Zaaijer twee keer de doodstraf. Die werd inderdaad toegekend, aan melkboer Breedveld uit Delft. Breedveld was geen overtuigd nazi. Het abonnement op NSB-krant Volk en Vaderland had hij alleen omdat die krant de goedkoopste was. Om wat bij te verdienen, had hij onderduikers genomen. Toen die na een week ‘lastig’ bleken, gaf hij ze aan bij de Duitsers. Dat ze in de gaskamers van Auschwitz waren vermoord, was tijdens het proces nog niet bekend. Toch kreeg hij de doodstraf opgelegd. Breedvelds advocaat vocht de straf aan, maar zijn verweer werd verworpen, „in het belang van de openbare orde en gezien de grote levende onvrede over de oorlog in de samenleving.” Om bijltjesdag te voorkomen dus.
Eigenrichting
Uit het verhaal van onderzoeker Eric Schumacher blijkt hoe het sentiment van gewone burgers nog op een andere manier een rol speelde bij de berechting. Hij vertelde hoe de bevolking van Terneuzen in opstand kwam tegen de terugplaatsing van directeur Brinkman van het arbeidsbureau. Teruggekeerde dwangarbeiders zochten hem thuis op en sloegen bij zijn afwezigheid zijn inboedel kort en klein. Brinkman was door de Zuiveringscommissie voor ambtenaren vrijgesproken. Volgens hem had hij door tijdens de oorlog aan te blijven, erger voorkomen. Voor Duitslandgangers was dat echter een onverteerbaar oordeel. Zij vonden dat ambtenaren als Brinkman een morele grens hadden overschreden door mee te werken aan de tewerkstellingen in Duitsland. Dat ze nu, na de oorlog, bij werkloosheid weer bij diezelfde Brinkman aan het bureau dienden te komen, konden ze niet verkroppen. Brinkman kreeg uiteindelijk een „functie elders”, omdat zijn positie op het Terneuzense arbeidsbureau onhoudbaar was.
„Voor landverraders is in het Nederland van na de oorlog geen plaats” - Koningin Wilhelmina
Hinke Piersma, Hoofd Onderzoek en adjunct-directeur van het NIOD, legde uit dat er heel verschillend werd geoordeeld over mannen en vrouwen die een relatie hadden met de vijand. Mannen die in Duitsland een relatie hadden gehad, konden rekenen op vergeving: hun losbandigheid moest zo snel mogelijk worden vergeten. Voor Nederlandse vrouwen die met Duitse mannen hadden geheuld, gold die verdraagzaamheid geenszins. Moffenmeiden hadden decennia later nog last van de naoorlogse veroordeling. Volgens Piersma had de publieke berechting van de meidagen –”shaming” genoemd– het doel om de sociale orde te herstellen. Vrouwen moesten weer weten wat hun was toegestaan. Het versterkte ook het gemeenschapsgevoel, dat deze vrouwen hadden doorbroken door hun eigen mannen te verraden.
Anton Adolf Benno
Uit reacties uit de zaal bleek dat de naoorlogse berechting als willekeurig werd ervaren. Een oudere mevrouw vertelde dat haar vader tien jaar gevangenschap kreeg opgelegd vanwege zijn lidmaatschap van de Waffen-SS, ook al had hij alleen in Nederland gediend en weinig acties uitgevoerd. Ooms die bij de NSB fanatiek hadden meegedaan met de jacht op Joden, kregen slechts vier jaar. „Dat verschil in strafmaat vonden wij als kinderen heel moeilijk te begrijpen.”
Een andere bezoeker noemde het verschil in berechting tussen zijn opa en oma: „Na de oorlog werd mijn opa geïnterneerd. Mijn oma was als lid van het Zwarte Front echter de drijvende kracht. Toch werd zij naar huis gestuurd, om voor haar vier kinderen te zorgen.”
Moeders werden niet standaard uitgesloten van veroordeling, weten de onderzoekers. Talloze kinderen zijn na de oorlog elders ondergebracht. Dat ging niet altijd even gemakkelijk, blijkt uit het dossier dat het Stadsarchief had geselecteerd om na afloop van de lezingen te kunnen bekijken. De vierjarige kleuter Anton Adolf Benno was na de oorlog vrijwel nergens welkom.
Het is goed mogelijk dat er verschil was tussen de berechting van mannen en van vrouwen of van mensen uit verschillende sociale klassen, maar echt grootschalig onderzoek hiernaar is pas mogelijk als alle 425.000 dossiers van het Archief Bijzondere Rechtspleging zijn gedigitaliseerd.