‘Foute Nederlanders’ zijn straks niet zomaar te googelen
Het archief met dossiers van ‘foute Nederlanders’ wordt in 2025 openbaar. Om te voorkomen dat kwaadwillenden met de documenten aan de haal gaan, neemt het Nationaal Archief maatregelen.
Van de ‘moffenmeid’ die een kind kreeg van een Duitse militair tot de NSB’er die tientallen Joden heeft verraden: in 2025 worden een half miljoen dossiers van Nederlanders die werden verdacht van collaboratie openbaar. Dat gevoelige proces verloopt anders dan eerder de opzet was, blijkt uit een nieuw plan van het Nationaal Archief.
De papieren dossiers worden sowieso openbaar, dat moet volgens de Archiefwet. Maar het archief gaat de dossiers voorzichtiger en langzamer digitaliseren, omdat dit bij nabestaanden van collaborateurs erg gevoelig ligt.
Slechts een kwart van het archief komt direct online, blijkt uit het nieuwe plan. En dan komt er een halfjaar niets nieuws bij. Het archief kiest er daarnaast voor om eerst relatief bekende dossiers online te plaatsen: dossiers van zwaardere zaken –zoals het verraad van meerdere onderduikers of moord op verzetsmensen– die de kranten haalden. Deze dossiers worden volgens het archief gezien als het minst beladen.
„Niet direct de stukken waarin voor de buitenwereld de grootste verrassingen zitten”, aldus projectleider Edwin Klijn. „Dit is het meest beladen archief van Nederland, daarom is zorgvuldigheid geboden. We zijn hierop uitgekomen na gesprekken met het ethisch beraad, waarin nabestaanden zitten van zowel collaborateurs als oorlogsgetroffenen.”
De dossiers die online komen, worden voorzichtig behandeld. Ze zullen voorlopig niet via grote zoekmachines zoals Google te vinden zijn, blijkt uit het plan. Ook zijn ze niet downloadbaar. Nabestaanden van collaborateurs kunnen een verzoek doen om de documenten offline te halen, als zij vinden dat hun privacy wordt geschonden.
Met deze reeks maatregelen komt het archief tegemoet aan eisen van nabestaanden van collaborateurs, die eerder in Trouw hun angst uitten dat in 2025 iedereen „in een lollige bui kan googelen of zijn buurman fout was in de oorlog”. Na een halfjaar komt er een evaluatiemoment. Het is nog steeds de bedoeling dat het gehele archief, dat officieel het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) heet, in 2027 online staat.
„In onze testen horen we dat gebruikers al gauw denken: het staat in het archief, dus het is waar, maar dat is niet zo” - Edwin Klijn, projectleider
De vereniging van nabestaanden van collaborateurs, Werkgroep Herkenning, is tevreden. „Het ontbreekt het Nationaal Archief niet aan zorgvuldigheid”, zegt voorzitter Jeroen Saris. „Toch blijft er een risico dat mensen de gegevens die openbaar worden, gebruiken tegen nabestaanden. Dat is niet helemaal te vermijden.”
Hij zegt dat het archief „gedeeltelijk heeft toegegeven” aan hun eisen. Hij juicht vooral het feit toe dat het archief een halfjaar lang op de pauzeknop drukt in het digitaliseren. „Dat geeft nabestaanden de gelegenheid om eerst zelf de dossiers van hun familie te bekijken.”
Licht ontvlambaar
Historici pleiten in de discussie over de openbaarwording vooral voor goede context bij deze 4 kilometer licht ontvlambaar materiaal. Want de dossiers bevatten ook valse beschuldigingen en vele verdachten zijn helemaal niet veroordeeld. In het plan van het archief staat dat er „voldoende context” bij de stukken komt, maar concreet wordt het niet.
Klijn kan er meer over vertellen: „In onze testen horen we dat gebruikers al gauw denken: het staat in het archief, dus het is waar. Dat is niet zo. In video’s op de website van het archief gaan we daarom uitleg geven. Zo van: let op, dit is een archief van verdachten. Niet alle getuigen die gehoord zijn, spreken de waarheid.”
Daarnaast verschaft het archief feitelijke context in de documenten. Bijvoorbeeld als het gaat om juridische begrippen, organisaties of functies van verdachten. Er komt een laagdrempelige chatfunctie voor bezoekers die vragen hebben of hun emoties kwijt willen, en er wordt een klantcontactcentrum opgetuigd waar een bezoeker terechtkan.
Ook burgemeesters en hulpverleners worden in de loop van dit jaar ingelicht over de onrust en opgerakelde trauma’s die de openbaarmaking kan veroorzaken. Klijn: „Dit heb ik nog nooit meegemaakt in een digitaliseringsproject. Maar dit is niet zomaar een archief.”