Foute ouders, gekneusd kind
De ouders van Herman Schouten hadden nooit spijt van hun pro-Duitse activiteiten. Intussen leden hun kinderen onder het oorlogsverleden. De buurt behandelde hen als paria’s. „Wij waren onschuldig, maar wel besmet.”
Schouten is in staat erover te praten; hij geeft gastlessen en schreef een boek over zijn ervaringen. Veel andere kinderen van NSB’ers verzwegen hun beladen verleden zorgvuldig. Of ze doen dat nog steeds. „Onder de 180 gastsprekers van Kamp Westerbork zijn slechts 5 kinderen van foute ouders. Van die ouders neemt 100 procent hun geheim mee het graf in, van de kinderen doet 95 procent dat.”
In de Werkgroep Herkenning ontmoeten ze lotgenoten. „Voor een van onze bijeenkomsten belde een bezoekster af: haar buurvrouw wilde haar wel rijden, maar die mocht niet weten waar ze naartoe ging. Een van onze bestuursleden durft nooit het graf van haar ouders te bezoeken, want stel je voor –al is die kans miniem– dat ze een bekende tegenkomt die ontdekt dat ze een dochter is van…”
Zo sjouwen tienduizenden Nederlanders rond met de schandvlek van hun voorgeslacht dat heulde met de vijand. De kinderen en kleinkinderen hadden er part noch deel aan, maar het stempelde wel hun leven.
Zwijgcultuur
Schoutens vader zou, als goed gereformeerd man, binnenkort wel op de ARP stemmen, veronderstelde Herman als kind. Maar nee, zei vader, hij mocht niet stemmen, want hij was NSB’er geweest. Het was een van de weinige keren dat hij erover sprak. Hij bleef trots op zijn lidmaatschap van de gehate organisatie: dankzij de NSB hoorde hij ergens bij en hij was er trots op dat zijn gezin geen honger had geleden. Zijn vrouw had des te meer op haar kerfstok, maar zij praatte er al helemaal nooit over. Intussen groeiden haar kinderen op in een liefdeloos gezin, zegt zoon Herman. „In moeders ogen deed ik nooit iets goed en tegen vriendinnen zei ze dat ik het lelijkste kind van de buurt was.”
Het overlijden van zijn halfzus in 2008 was voor hem aanleiding het verleden uit te pluizen. „Dat had ik al eerder willen doen, maar mijn zus had me vanuit Amerika geschreven dat ik vader niet met vragen moest belasten. Die wens heb ik gerespecteerd. Na het overlijden van mijn ouders en mijn zus wilde ik toch met het verleden in het reine komen. Er waren veel vragen, veel vermoedens, maar ik ben opgegroeid in een zwijgcultuur. Ooms en tantes waren tegen ons altijd vriendelijk, maar over de oorlog werd niet gepraat. Opa en oma Munsters-Grabijn in Delft, moeders ouders, waren heel lieve mensen. Ze hadden een moeilijk leven: twee van hun kinderen waren fout. Maar ze spraken er niet over.”
Vervreemding
Schouten toog naar het Nationaal Archief in Den Haag. Daar kreeg hij drie dozen overhandigd. Met drie dikke dossiers over zijn grootvader, drie over zijn vader, één over zijn moeder. De vergeelde paperassen schetsten een ontluisterend beeld. „Mijn ouders hebben nooit iemand verraden, maar intussen stonden ze wel aan de verkeerde kant.”
Grootvader ds. E. Schouten (1879-1949) was sinds 1939 emeritus predikant in de Gereformeerde Kerken. Kleinzoon Herman heeft al zijn preken bewaard.
Ds. Schouten had in Numansdorp, Bolnes, Hoofddorp, Alphen aan den Rijn en Amersfoort gestaan. Hij was toen geen sympathisant van de NSB. Na de Duitse inval moest het Nederlandse volk in zijn visie zich –in lijn met Romeinen 13– aan de bezetter onderwerpen. Die opvatting werd door meer predikanten gehuldigd, maar ds. Schouten ontwikkelde sympathie voor het nationaalsocialisme. In 1942 publiceerde hij het boek ”De roep tot bezinning” en daarmee vervreemdde hij zich van zijn vroegere gemeenteleden. Duitsgezinde kranten schreven positieve recensies.
Ds. Schouten, die als auteur inmiddels lid was van de Kultuurkamer, stak zijn opvattingen ook niet onder stoelen of banken tijdens zijn tweewekelijkse radiotoespraken onder de naam ”Ziekentroost”. „Van veel leden van de Gereformeerde Kerken is bekend dat ze actief waren in het verzet, maar er waren er ook veel pro-Duits, dat bleek wel uit de positieve reacties die mijn opa kreeg.”
In 1946 moest ds. Schouten voor het oorlogstribunaal verschijnen. De rechtszitting liep uit op een theologisch debat. Omdat de predikant geen lid van de NSB was geweest, kreeg hij alleen huisarrest.
In uniform
Zoon Herman (1914-1984) –vader van Herman junior– werd zwaarder gestraft. Als militair was hij in mei 1940 gewond geraakt aan zijn schouder. In 1942 trouwde hij met een meisje uit Delft. Ze verwachtten toen reeds hun eerste kind. Herman was werkloos, maar een schoolkameraad hielp hem aan een baan op het distributiekantoor van Amersfoort, op voorwaarde dat hij lid van de NSB werd.
Dat bleek slechts een eerste stap. Schouten meldde zich in 1943 bij de Transportkolonne van de Wehrmacht. Tegen de waarschuwingen van zijn predikant in werd hij lid van het Nederlands Arbeidsfront, onderdeel van de beruchte WA. Hij liep in uniform en nam Duitse militairen mee naar huis. Aan levensmiddelen en brandstof had hij geen gebrek. En de buurtbewoners zagen dat allemaal. „Als vader een winkel binnenkwam, liepen andere klanten weg.”
Halfzusje
Na de bevrijding zat Schouten tweeënhalf jaar gevangen. Zijn vrouw bezocht hem niet vaak. „Tijdens een rechtszitting waar ze verplicht bij aanwezig was, moet hij voor het eerst gezien hebben dat ze hoogzwanger was. Waarschijnlijk van een van de Canadezen die bij haar over de vloer kwamen. Tijdens de oorlog hield ze het met Duitsers, maar die had ze nu ingewisseld. Toen vader werd vrijgelaten, was mijn zusje negen maanden oud. Vader heeft haar altijd geaccepteerd.”
Schouten laat de verblijfsvergunning van zijn moeder zien: het gezin verloor de Nederlandse nationaliteit en stond van 1947 tot 1956 als staatloos te boek. „Allochtoon in je eigen geboorteland.”
Buitengesloten
Schouten deed al veel aan archiefonderzoek, maar nu betrof het zijn familiegeschiedenis. Er kwam een boek uit voort: ”Verborgen schaamte”. „Ik heb er veel positieve reacties op gekregen, al schreven sommige mensen wel dat ik mijn moeder niet mag haten en vroegen ze of ik haar niet kan vergeven. Maar die haat raak ik nooit meer kwijt.”
Herman was nog geen jaar oud toen zijn vader werd gearresteerd. Al jong merkte hij dat het gezin genegeerd werd. „De buurtbewoners uitten hun afkeer van ons. Onbegrijpelijk dat mijn ouders er tot 1979 zijn blijven wonen.
Ik groeide op tot een uiterst onzekere, stotterende jongeman. Speelkameraden had ik niet. Op school werd ik gepest en uitgesloten. Mijn lunchpakket werd regelmatig afgepakt. Eenzaam slenterde ik door Amersfoort.
Ik had geen schaatsen, daar was geen geld voor: mijn vader kwam moeilijk aan werk, wie wilde zo’n verrader hebben? Bij een wedstrijd tussen scholen stond ik zonder schaatsen langs de ijsbaan te kijken hoe de anderen plezier maakten. Totdat mijn naam werd omgeroepen. Toen ik me schoorvoetend bij de start meldde, werd ik uitgelachen: iedereen wist dat mijn ouders te arm waren om schaatsen te kopen. Het was de ultieme vernedering.”
Zo ging het bij andere kinderen van foute ouders ook. „Ik ken een vrouw die bij haar schoonouders nooit mocht binnenkomen. Vanwege het oorlogsverleden van haar ouders.”
Contact verbroken
Schouten kreeg ook verkering. „Mijn schoonvader had in Hilversum een banketbakkerij. Een oud-medewerker vroeg gelijk aan mijn vriendin of het van díé Schouten was… Dat wist ze dan ook meteen.” Inmiddels is het echtpaar meer dan een halve eeuw getrouwd.
De 77-jarige historicus uit Wapenveld woonde tot zijn zeventigste in de regio waar hij opgroeide. Hij bleef gereformeerd; in Scherpenzeel was hij diaken.
Een goede band met zijn moeder kreeg hij nooit, maar hij bezocht haar van tijd tot tijd wel. Totdat ze tegen Hermans vrouw zei dat ze dik was; daarna zijn ze er niet meer geweest.
Schoutens moeder overleed in 2006, halfzus Ellie nog geen twee jaar later, in Amerika. „Ze is er op 61-jarige leeftijd aan borstkanker gestorven, in grote eenzaamheid en met heimwee naar Nederland”, zegt haar broer.
Doorzetter
Zelf zegt hij er trots op te zijn dat hij goed terechtgekomen is. „Ik ben een doorzetter geworden. Ik wilde me tegenover anderen bewijzen en niet een oude, chagrijnige man worden. ’k Heb elf keer de Nijmeegse Vierdaagse volbracht en avondstudies gevolgd voor programmeur en systeemanalist. Aan de Universiteit Utrecht haalde ik mijn doctoraal geschiedenis. Dat gaf me een groot gevoel van voldoening.”
Toch zijn de gevolgen van de oorlog levenslang. „Van ruzie raak ik helemaal van slag.” Ook met andere emoties heeft Schouten moeite. „Mijn kinderen heb ik zeer zeker liefde gegeven, maar ze weten dat ik die nauwelijks fysiek kan uiten. Gelukkig lukt me dat bij mijn kleinkinderen wel.”
Therapie? „Vroeger bestond die niet, en tegenwoordig heb ik mijn vrouw en kinderen als uitlaatklep. Zij waren er trots op dat ik het allemaal heb kunnen opschrijven.”