Kijk uit met hoor, hoor!
We reden met de auto naar een nationaal park in Canada. Een vriend, een broer en mijn persoon. Laatstgenoemde zat achter het stuur. Voordat we het prachtige, bergrijke park in reden, stuitten we op een dichte slagboom. Bij het aanpalende loket moest een toegangsbewijs worden gekocht. De bestuurder van de auto stond de dame achter de kassa natuurlijk in het Engels te woord. Na een vriendelijk „have a nice day, bye” deed ze de slagboom omhoog. Reflexmatig reageerde de toerist nog snel: „Joe!” En drukte het gaspedaal in.
De meerijdende broer wees de bestuurder er daarna op dat het in Canada nogal vreemd is om met ”joe” te groeten. In Nederland kan dat, maar in Engelstalige landen zeg je daarmee niet meer dan: „Jij!”
Genoeglijke, vriendelijke woordjes in de ene taal kunnen in een andere taal dus een heel andere betekenis hebben. Nu is ”you” gelukkig tamelijk neutraal. Dat is bij het woordje ”hoor” wel anders. Dit tussenwerpsel klinkt voor Engelstaligen als het woord voor ”hoer”: ”whore”. Wie van zichzelf weet dat zijn Engels nogal naar steenkolen riekt, is bij dezen dus gewaarschuwd. Zeg nooit iets als: „She is very kind, hoor.”
Hoor heeft „een bepaalde nuance van vertrouwelijkheid”
Waar komt ”hoor” eigenlijk vandaan, vroeg een lezer. Hij noemde het een „nutteloos, niet te vertalen woord, dat toch een smaakmaker is in menig zinnetje”. Die typering is natuurlijk een contradictio in terminis (innerlijke tegenstrijdigheid), want als iets smaak maakt, is het per definitie niet nutteloos. Maar vooruit.
”Hoor” is een verkorting van ”hoor je” of ”hoort u”, aldus het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Het is van oorsprong dus een vragend tussenwerpsel: „Begrijp je?” Of: „Heb je me goed begrepen?” Die vragende toon is het in de loop der tijd dus verloren.
De functie van ”hoor” is wel gelijk gebleven. En die is tweeërlei. Het kan een uitspraak bevestigen, versterken: „Leuk hoor.” „Het is hier goed toeven, hoor.” „Je verwacht het niet, maar hij kan lekker koken, hoor.” Het kan ook een aansporing of waarschuwing benadrukken. „Niet aankomen, hoor.” „Kijk uit, hoor!” „Pas op, hoor.” In dat geval is ”hoor” ook versterkend, maar heeft het vooral een waarschuwend karakter.
Meestal wordt het tussenwerpsel gebruikt als iemand vriendelijk wil overkomen. Het heeft „een bepaalde nuance van vertrouwelijkheid”, aldus de opstellers van het WNT. En zij kunnen het weten, hoor.
Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie. Reageren? chris@rd.nl