Cultuur & boekenTaal

Praktisch is niet alleen het antoniem van theoretisch

In het hoofdredactioneel commentaar van 23 augustus stond deze zin: „De coalitiepartijen zullen ongetwijfeld de rit tot de verkiezingen van najaar 2025 willen uitzitten, maar de regering is praktisch ten einde.” Wat is precies de functie van het woord praktisch, vroeg een lezer me. „Letterlijk betekent het: in de praktijk. Maar dat kan toch niet de betekenis zijn met een kabinet dat in functie is en nog te gaan heeft tot in 2025?”

23 September 2024 08:01
De regering-Scholz is praktisch ten einde. beeld EPA, Clemens Bilan
De regering-Scholz is praktisch ten einde. beeld EPA, Clemens Bilan

De genoemde RD-lezer zal niet in deze eeuw geboren zijn. Dat is praktisch onmogelijk, want bij jongeren speelt deze kwestie niet. Bij praktisch de meeste ouderen ook niet trouwens, want de verbreding van de inzetbaarheid van ”praktisch” voltrok zich al aan het begin van de twintigste eeuw.

Tot de negentiende eeuw was het Nederlands helemaal onbekend met het woord. Wie in Delpher –een groot digitaal krantenarchief– zoekt op ”praktisch” krijgt 1 resultaat uit de 18e eeuw en 31.255 uit de 19e eeuw. De vroeger eveneens veel voorkomende variant ”practisch” stond drie eeuwen geleden zelfs niet één keer in de krant.

Vanaf 1840 beginnen Nederlanders het bijvoeglijk naamwoord ”praktisch” veelvuldig te lenen uit de Duitse taal. Het heeft dan uitsluitend de betekenis: de uitvoering betreffend, betrekking hebbend op de praktijk. Iemand met veel praktische kennis over gerbils, kan goed met die knaagdieren omgaan.

Praktisch was dus alleen maar een antoniem van theoretisch. (Even bijspijkeren: het antoniem van een woord is een ander woord met een tegengestelde betekenis. Licht is het antoniem van donker. Praktisch is het antoniem van theoretisch. En antoniem is het antoniem van synoniem.)

Sinds het begin van de twintigste eeuw werd ”praktisch” behalve een bijvoeglijk naamwoord ook een bijwoord. In die functie heeft het de volgende betekenissen, die zeer nauw met elkaar samenhangen: feitelijk, werkelijk, zo goed als, vrijwel, als het ware, bijna. Het werd dus net zo veelzijdig als het Duitse ”praktisch” en het Engelse ”practically”.

Een pot jam kan dus praktisch leeg zijn: zo goed als leeg. Een oude pastorie kan praktisch onbewoonbaar zijn: een predikant kán er nog wel in wonen, maar de bouwkundige staat is zo dramatisch, dat hij dan van alle comfort verstoken is. En een regering kan praktisch ten einde zijn: ze bestaat dan nog wel, en doet dat waartoe ze geroepen is, maar feitelijk is het zelfstandige regeren wel ten einde.

Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie. Reageren? chris@rd.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Taal
RDMagazine

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer