BinnenlandTweede Wereldoorlog
Gastvrijheid voor Veenendaalse dwangarbeider

Een Duits kamp waar dwangarbeiders uit Veenendaal werden ondergebracht, blonk uit in smerigheid. „Alles bewoog van het ongedierte.” De Veenendalers vonden een kosthuis bij een Duitse dame. Generaties later hebben beide families nog steeds contact.

Hans (2e van links) en Jacob (rechts) Wegen uit Veenendaal gingen dit jaar in Bolleroda bij Eisenach op bezoek bij achterkleinkinderen van de Duitse hospita die hun vader en hun oom tijdens de oorlog opving. beeld fam. Wegen
Hans (2e van links) en Jacob (rechts) Wegen uit Veenendaal gingen dit jaar in Bolleroda bij Eisenach op bezoek bij achterkleinkinderen van de Duitse hospita die hun vader en hun oom tijdens de oorlog opving. beeld fam. Wegen

Hans en Jacob Wegen reisden afgelopen zomer naar het oosten van Duitsland. Vrijwillig. Hun vader moest er in 1942 verplicht naartoe. Omdat veel Duitsers in het leger moesten dienen, ronselden de nazi’s vervangende arbeidskrachten in de bezette landen. Ook Dirk Wegen (de vader van Hans en Jacob) en zijn broer Hendrik kregen met deze Arbeitseinsatz te maken. In militaire dienst waren ze niet geweest, vanwege platvoeten. Maar fabriekswerk konden ze prima doen, vonden de Duitsers.

De broers waren gereedschapsmaker bij de firma G.H. van Leeuwen in Veenendaal. Nu werden ze te werk gesteld bij Hasag in de stad Altenburg. Dat was een lampenfabriek geweest, maar tijdens de oorlog werden er wapens vervaardigd.

De Veenendaalse broers waren ondergebracht in een groot kamp. Toen ze zich beklaagden over de onhygiënische toestanden, verbeterde de situatie, maar dat was maar tijdelijk. Hun tweede klacht vond geen gehoor. Daarom zochten ze via een advertentie naar een kostadres. Een oudere vrouw bood slaapplaatsen op haar zolder aan. Voor eten gingen de arbeiders wel naar het kamp.

Dirk en Hendrik Wegen uit Veenendaal tijdens de oorlog als dwangarbeider in Altenburg, Duitsland. beeld fam. Wegen

Zondagsarbeid

Vrouw Simon keek de kat even uit de boom, maar al snel nodigde ze haar pensiongasten op de koffie en bood ze hun een gewone slaapkamer aan. Ze was al sinds de vorige wereldoorlog weduwe. Russische soldaten eisten toen het horloge van haar man op. Hij verstond hen niet, liet hun zien hoe laat het was en liep weg. Toen schoot een Rus hem dood.

De broers Wegen hadden het goed op hun kostadres. Dat schreven ze ook naar hun ouders. Die geloofden het echter niet en stuurden toch voedsel.

De broers hadden gedaan weten te krijgen dat ze op zondag niet hoefden te werken. Andere dwangarbeiders zeiden daarom ook dat ze principiële bezwaren hadden, maar dat geloofden de Duitsers niet.

In de eerste kerk die Dirk en Hendrik Wegen bezochten, klonk een eenparig „Heil Hitler!” Daar wilden ze niet aan meedoen, dus ze zochten een andere kerk op. Vrouw Simon had nog wel meegedaan aan de verheerlijking van de Führer, maar nadat haar zoon aan het oostfront sneuvelde, kwam het „Heil Hitler!” niet meer over haar lippen.

Dresden

Het fabriekswerk was gevaarlijk omdat geallieerde vliegtuigen de Duitse industrie aanvielen. Toen de arbeiders in februari 1945 na een luchtalarm uit de schuilkelder kwamen, zagen ze dat de lucht rood was: in de verte brandde de stad Dresden, die door een bombardement in puin werd gelegd.

Zonder strijd namen de Amerikanen de stad Altenburg op 15 april 1945 in. Kort daarna droegen ze de macht over aan de Russen: de geallieerden hadden Duitsland in bezettingszones verdeeld en Altenburg behoorde tot de Russische zone, de latere DDR (Oost-Duitsland). De broers Wegen wachtten dat niet af, maar trokken naar het westen. Na een lange reis via Zwitserland, Frankrijk en België kwamen ze weer in Nederland. Twee weken moesten ze aansterken in Maastricht. Daar kwam prinses Juliana op bezoek. Toen de broers in Veenendaal arriveerden, waren ze bijna drie jaar weggeweest.

Het contact met het kostadres bleef. Hans en Jacob Wegen wisten niet beter dan dat ze drie oma’s hadden: twee in Nederland, en in Duitsland hadden ze „oma Simon”. Zo vertelden ze het op school. Hun vader zond brieven en kerstpakketten naar zijn vroegere hospita.

Jaren later, zo rond 1981, stuurde Jacob de trouwjurk van zijn vrouw op voor een achterkleindochter van vrouw Simon, zodat zij die ook op haar trouwdag kon dragen.

IJzeren Gordijn

Doordat reizen naar de DDR moeilijk was, heeft Wegen vrouw Simon nooit teruggezien. Een jaar nadat ze in 1965 overleed, wist Wegen toestemming te krijgen om het land met zijn vrouw en jongste zoon te bezoeken. Ze mochten de DDR in omdat het contact al bestond voordat Duitsland was opgesplitst.

Afscheid op het station in Eisenach na het bezoek in 1967. beeld fam. Wegen

Nog weer een jaar later nam Wegen zijn hele gezin mee. „We hadden slechts voor één regio een visum. Illegaal hebben we echter toch Altenburg bezocht. Voor vader was het emotioneel om daar terug te zijn. Het huis van vrouw Simon mocht hij niet bekijken: de toenmalige bewoners lieten ons niet binnen.”

Hans en Jacob Wegen bezochten het gebied later opnieuw. „We zijn blij dat u weer gaat”, zei een douanebeambte in de DDR-tijd. Op de vraag naar het waarom kwam geen antwoord. „We merkten tijdens ons verblijf wel dat we in de gaten werden gehouden. Als we na een uitstapje terugkwamen, zagen we dat het huis doorzocht was. De mensen konden niemand vertrouwen; zelfs hun eigen man of vrouw niet. Pas nadat het IJzeren Gordijn in 1989 viel, konden de nabestaanden van vrouw Simon bij ons op bezoek komen. Dat deden ze dan ook direct.”

Dit jaar gingen beide broers met hun echtgenotes naar Duitsland. Voor Jacob was het 30, voor Hans wel 40 jaar geleden dat hij er was geweest. „We bezochten achterkleinkinderen van vrouw Simon, zowel in Leipzig als in de omgeving van Eisenach. Voor het eerst sinds 1967 kwamen we ook weer in Altenburg.”

De families bleken nog even gastvrij als hun overgrootmoeder tijdens de oorlog.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer