BinnenlandGender en seksualiteit
Zo’n 2,7 miljoen lhbti’ers in Nederland: verrassend of niet?

In Nederland zijn ongeveer 2,7 miljoen mensen lesbisch, homoseksueel, bi-plus, transgender, queer, intersekse of aseksueel (lhbti), bleek eind vorige week uit cijfers van het CBS. Dat zou bijna 20 procent van de bevolking zijn. Een blik in de data aan de hand van vier vragen.

Een regenboogvlag aan een gevel op de Prinsengracht in Amsterdam. beeld ANP, Remko de Waal
Een regenboogvlag aan een gevel op de Prinsengracht in Amsterdam. beeld ANP, Remko de Waal

Was al bekend dat het aantal lhbti’ers zo hoog lag?

Nee, het is voor het eerst dat het CBS een schatting maakte. Er valt dus ook niet te vergelijken met eerdere data van het statistiekbureau.

Homolobbyclub COC gaf aan de cijfers „niet verrassend” te vinden. „Het is goed dat nu zo helder in beeld is hoe groot de regenbooggemeenschap in Nederland is.”

Toch concludeert het CBS zelf dat de schatting van 17 procent van de Nederlanders met een niet heteroseksuele oriëntatie „relatief hoog” is. De onderzoekers wijzen in de  discussieparagraaf  bijvoorbeeld op de LHBT Monitor van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2022. Het SCP kwam toen met een schatting van tussen de 5 en 7 procent van de Nederlandse bevolking met een niet-heteroseksuele oriëntatie. Dat is dus ongeveer drie keer lager.

Vooral het aantal Nederlanders in de “bi-plus”-categorie valt op: 1,7 miljoen personen. Dit definieert het CBS als personen die zich aangetrokken voelen tot meer dan één gender. Een eerdere schatting –en het statistiekbureau wijst daar zelf ook op– was veel lager. Zo kwam emancipatieorganisatie Bi+ Nederland in 2023 nog met een aantal van 1 miljoen. Een verschil van 700.000, ongeveer het aantal inwoners van de hele stad Rotterdam.

Is het onderzoek dan wel betrouwbaar?

Het CBS spreekt van een „uniek” onderzoek dat is gebaseerd op een „zeer grote steekproef” met meer dan 182.000 respondenten. Onderzoekers gebruikten data van de Veiligheidsmonitor 2023 , waar deelnemers op allerlei thema’s rond leefbaarheid en criminaliteit zijn bevraagd. Respondenten konden ook hun gender en seksuele oriëntatie aangeven.

Het grote voordeel van het gebruik van een dergelijk onderzoek is de representativiteit. Als lhbti het hoofdonderwerp zou zijn van een enquête, zou dat de uitkomsten sterk kunnen beïnvloeden. Tanja Traag, hoofdsocioloog bij het CBS, zei hierover tegen de Volkskrant : „Als je onderzoek naar genderidentiteit en seksuele oriëntatie op een bepaalde manier aankondigt, kan dit al selectie veroorzaken. Mensen die het interessant en belangrijk vinden, doen dan eerder mee dan wie niets met het onderwerp heeft. Dan kun je een vertekend beeld krijgen. Dit probleem konden we op deze manier voorkomen.”

Als je onderzoek naar genderidentiteit en seksuele oriëntatie op een bepaalde manier aankondigt, kan dit al selectie veroorzaken - Tanja Traag, hoofdsocioloog bij het CBS

Toch valt niet uit te sluiten dat lhbti’ers oververtegenwoordigd waren in het onderzoek. Vanwege het feit dat het thema veiligheid hun extra kan aanspreken, omdat ze meer onveiligheid en discriminatie ervaren in de samenleving.

Hoe duidt het CBS het verschil in cijfers zelf?

Volgens het rapport van het CBS is het verschil in schattingen „voor een groot deel” te verklaren door de vraagstelling. Bij de vraag ”Tot wie voelt u zich seksueel aangetrokken?” leiden vijf van de tien antwoordopties tot bi-plus. Zo is een man die zichzelf als heteroseksueel ziet, maar het antwoord ”Vooral tot vrouwen” aanklikte, uiteindelijk ingedeeld bij bi-plus. Oftewel: niet zelfidentificatie, maar de definitie was leidend voor het CBS. Zelfidentificatie zou foutgevoeliger zijn, omdat mensen door culturele normen en stigma’s het antwoord niet zouden durven aanklikken.

Kan een onderbuikgevoel bij deze hoge cijfers worden gerelativeerd?

Hoewel iemands seksuele oriëntatie niet van het voorhoofd valt af te lezen, kan in een willekeurige Biblebeltgemeente het gevoel opkomen dat die 2,7 miljoen lhtbti’ers schromelijk overdreven zijn. Echter, wat ook blijkt uit het CBS-onderzoek: relatief weinig van hen –ongeveer een kwart– komt uit niet- of weinig stedelijk gebied. Ondertussen woont 60 procent in sterk of zeer sterk stedelijke gemeenten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan Amsterdam, dat een zeer grote lhbti-gemeenschap kent. Het onderbuikgevoel kan dus wat gekleurd zijn.

Nederland geldt verder internationaal gezien als een relatief veilige haven voor lhbti-personen, schrijft het CBS. Dat relatief veel (17 procent) van het geschatte aantal lhbti’ers buiten Nederland zijn geboren, verrast dan ook niet. Voor de rest van de bevolking is dat 14 procent.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer