Prof. Paul: In evangeliën veel teksten over toekomst Israël
In de evangeliën staan heel wat aanwijzingen voor de toekomst van het Joodse volk, aldus prof. dr. M.J. Paul. „Lees de Bijbel zorgvuldig en kijk goed wat er staat”, is zijn advies.
De hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven sprak zaterdag tijdens het najaarscongres van Stichting Studie Nadere Reformatie (SSNR) in de Grote Kerk te Linschoten. Tijdens de goed bezochte bijeenkomst nam prof. dr. W.J. op ’t Hof officieel afscheid als voorzitter van de stichting. Hij is opgevolgd door dr. R. Bisschop, voormalig Tweede Kamerlid voor de SGP, die tevens dagvoorzitter was.
Het thema van het jaarlijkse SSNR-congres was ”Israël in de eindtijdverwachting van puriteinen en gereformeerde piëtisten”. De andere sprekers waren dr. M. van Campen, hervormd emeritus predikant in Ede, en prof. dr. Bart Wallet, hoogleraar Joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam.
Zijn bloed
Prof. Paul wees erop dat het verbond van de Heere met Abraham nog steeds geldt. Hij voerde teksten uit het Nieuwe Testament aan, onder andere de geboorteaankondiging door de engel aan Maria over het huis van Jakob (Lukas 1:33); Simeon die het heeft over de heerlijkheid van het volk Israël (Lukas 2:32) en Mattheüs 19: 28, over het oordelen van de twaalf geslachten van Israël.
Als tegenwerping wordt wel gezegd, aldus prof. Paul, dat in een gelijkenis de wijngaard aan anderen wordt gegeven. Hij stelde echter dat Israël de wijngaard is en dat er andere leiders zouden komen, namelijk de discipelen.
Uitvoerig ging hij in op Mattheüs 27:25, waar staat: „Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen.” Prof. Paul: „In de grondtekst wordt geen werkwoordvorm gebruikt. Het betekent geen zelfvervloeking, maar wel dat men verantwoordelijkheid neemt voor het oordeel, zoals Juda bij Jozef ook de verantwoordelijkheid nam voor Benjamin. De aanwezige Joden vroegen dus niet dat hun wat zou overkomen. Deze tekst is heel lang misbruikt om Joden te doden. De uitspraak van enkele honderden mensen werd gebruikt als uitspraak van het hele volk.”
Concluderend zei de hoogleraar: „Vanuit de evangeliën en het boek Handelingen zijn er heel wat aanwijzingen voor de toekomstige bekering van het Joodse volk.” Hij gaf de mannen van de Nadere Reformatie en het Engelse en Schotse puritanisme een compliment voor hun zorgvuldige manier van Bijbellezen. Veel oudvaders kwamen hierdoor wat de Joden betreft tot andere conclusies dan de reformatoren Luther en Calvijn.
„ Vanuit de evangeliën en het boek Handelingen zijn er heel wat aanwijzingen voor de toekomstige bekering van het Joodse volk ” - Prof. dr. M.J. Paul, hoogleraar in Leuven
Romeinen 11
Op dit onderwerp ging dr. Van Campen, die gepromoveerd is op een studie over visies op de Joden in de zeventiende en achttiende eeuw, in. Zijn slotconclusie was dat „de verwachting voor Israël van de Nadere Reformatie tot zegen kan zijn in onze spannende en moeilijke tijden”.
Vooraf stelde hij dat niet elke oudvader hetzelfde dacht over Israël. Hij deelde hen in vier categorieën in. In de eerste krijgen de Nadere Reformatoren een plaats die geen of nauwelijks verwachting hadden voor het volk Israël. Hierbij horen onder anderen Jacobus Fruytier, Franciscus Ridderus, Simon Oomius en Guilelmus Saldenus. „Oomius plaatste Jodendom, islam en heidendom op één lijn.”
In de tweede categorie vallen zij die wel oog hebben voor de geestelijke toekomst van het volk Israël. Tot hen behoren bijvoorbeeld Willem Teellinck, Gisbertus Voetius en Johannes Hoornbeeck. „Op grond van Romeinen 11 waren zij van mening dat een toekomstige bekering van de Joden zonder twijfel te verwachten is. Ze weken bewust af van de reformatoren Luther en Calvijn.”
De derde groep verwachtte een geestelijk én een nationaal herstel van Israël. Hierbij behoort onder meer Andreas Essenius. Bij de vierde groep gaat het om oudvaders die hier bovenop nog een bloeitijd verwachten, waarin zowel Joden als christenen zullen delen. Bij hen behoort Wilhelmus a Brakel, schrijver van de ”Redelijke Godsdienst”.
Bij de totstandkoming van hun visie op de Joden speelden de uitleg van Bijbelteksten als Romeinen 11:25-27 en van het boek Openbaring een rol, aldus dr. Van Campen, die verder wees op invloed van het Engelse en Schotse puritanisme en vanuit het Jodendom.
Engeland
Over de invloed van die laatste groepen in Engeland sprak prof. Wallet. Zijn lezing ging over de toelating van de Joden in Engeland in de zeventiende eeuw. Sinds 1290 werden de Joden uit Engeland geweerd, aldus de hoogleraar. Aan dat verbod werd streng de hand gehouden. Maar in de tijd van de Lord Protector Oliver Cromwell kantelde het standpunt. Vanaf 1655 werden Joden er toegelaten.
Dat kwam, zo betoogde prof. Wallet, onder andere door de invloed van de Amsterdamse Jood Menasseh Ben Israel, die een boek schreef over de Messiaanse tijd: ”De hoop van Israël”. Het werd vertaald in het Engels en sloeg aan bij puriteinen en non-conformisten. De Jood, die aan Cromwell om toelating van Joden in Engeland vroeg, raakte met diverse puriteinen bevriend.
Het kwam tot een conferentie, de Whitehall Conference, in 1655. Op die bijeenkomst golden, aldus prof. Wallet, niet alleen economische, humanitaire en politieke argumenten, maar ook theologische. Uiteindelijk leverde de conferentie niets op voor de landelijke besluitvorming, maar de Joden werden vanaf dat jaar wel gedoogd. „Daarbij speelde de theologie een grote rol en was de rol van Menasseh Ben Israel cruciaal.”
Op een vraag later over de Balfour-verklaring van 1917, waarin staat dat de Joden recht hebben op een „nationaal tehuis”, zei prof. Wallet dat Lord Balfour uit de puriteinse traditie stamde, waarin men geloofde in het herstel van Israël.