Geestelijke moeder van de gendertheorie heeft politieke agenda
Vandaag de dag kan niemand om Judith Butler heen. Ze is de architect van een radicaal nieuwe manier van denken over man en vrouw. Jammer dat de filosofe in haar nieuwe boekje, ”Wie is er bang voor gender?”, het inhoudelijke gesprek mijdt en voor activisme kiest.
Een 25-jarige vrouwelijke bokser met mannelijke chromosomen kon tijdens de Olympische Spelen in Parijs alle medailles bij de vrouwen winnen. Bij de Paralympics zou voor het eerst een 50-jarige man bij de vrouwen sprinten. Veel mensen vinden dit moeilijk te begrijpen en oneerlijk.
Dat het Internationaal Olympisch Comité nieuwe inzichten heeft over wat man of vrouw is, heeft alles te maken met de ideeën van de Amerikaanse filosofe Judith Butler. Het boek ”Gender Trouble”, dat zij in 1990 publiceerde, heeft het denken over geslacht en gender in moderne landen revolutionair veranderd. De queer- of gendertheorie die Butler in dit boek uit de doeken doet, werd het begin van een culturele revolutie in westerse landen.
Toch bleef Butlers gedachtegoed lang onder de radar. ”Gender Trouble” was wellicht eerst vooral voer voor filosofen en andere academici, misschien alleen al omdat het een abstract en nauwelijks leesbaar boek is – een Nederlandse sociologe noemt het een „in onnavolgbare orakeltaal geschreven academische verhandeling”. Pas tien jaar na publicatie verschijnt het in het Nederlands, als ”Genderturbulentie”, en in 2021 signaleert het Reformatorisch Dagblad de filosofe.
Maar vandaag is de gendertheorie nauwelijks meer te ontgaan. Universiteiten en overheden gaven Butlers denken een platform en droegen het de samenleving in. Regenboogkleuren en lhbti-letters maakten er een sterk merk van.
Israël
Inmiddels is Judith Butler bijna zeventig jaar en nog steeds actief. Ze publiceerde onlangs dus het boek ”Wie is er bang voor gender?” maar laat ook van zich horen als het gaat over het huidige beleid van Israël, dat ze radicaal veroordeelt.
Butler (1954) groeit op in de Verenigde Staten, in een Joodse academische familie van Hongaars-Russische afkomst. Ze wordt hoogleraar politieke theorie en vergelijkende literatuurwetenschap. Ze is lesbisch
–partner van de Amerikaanse filosofe Wendy Brown– en noemt zich, sinds dat een begrip is, non-binair: man noch vrouw.
De filosofe wilde met haar boek ”Gender Trouble” verwarring stichten en de grondvesten van de menselijke ordening aan het wankelen brengen, verklaarde ze expliciet. Haar theorie is inderdaad radicaal. Geslacht bestaat volgens haar niet; man en vrouw zijn een fantasie. Mensen dénken dat ze man of vrouw zijn, omdat dit hun vaak is gezegd en ze zo worden benaderd. Maar de lichamelijke anatomie is niet bepalend voor het geslacht, zeg Butler. Het is andersom: man of vrouw komt tot stand door het gender, waarmee ze doelt op de sociale en culturele rollen die een samenleving aan mannen en vrouwen toekent.
Volgens Butler creëren en voeden taal, gedrag en handelingen het gender. Met woorden en gedrag laat je iets gebeuren, je schept er een nieuwe werkelijkheid mee. Je bént geen vrouw of iemand met een vrouwelijk lichaam, je ‘doet’ vrouw(elijk), zegt Butler. Het is volgens haar dus niet: ik ben een vrouw en daarom loop ik op naaldhakken, maar: ik loop op naaldhakken en daarom ben ik een vrouw. Omdat gender iets is wat mensen op deze manier dóén, is identiteit niet iets wat vast en onveranderlijk is.
Woorden als man en vrouw vindt Butler niet nuttig en deze moeten opnieuw worden gedefinieerd. Volgens haar zijn er vele identiteiten, al naargelang de seksuele oriëntatie. Het woord performativiteit is het kernbegrip in haar denken. Het zijn performatieve handelingen (de manier waarop mensen praten, zich gedragen en kleden) die een genderidentiteit tot stand brengen: ze beschrijven niet zomaar iets, maar creëren actief een werkelijkheid.
Deze nieuwe manier van denken over geslacht en gender is een shift die uitgaat van zowel absolute zelfbeschikking en vrijheid als de maakbaarheid van de mens.
Verzet
Intussen roept Butlers revolutie allerlei verzet op. Om zich daartegen te verdedigen kwam de filosofe in maart met ”Who’s Afraid of Gender?”, dat meteen ook in het Nederlands is vertaald: ”Wie is er bang voor gender?”. Het is Butlers eerste niet-academische boek en een uitgesproken aanval op wie gender kritiseert.
Twee begrippen springen er in het nieuwe boek uit. Het eerste veelgebruikte woord is ”antigenderbeweging”. Butler vat hierin iedereen die negatief over gender heeft gesproken: de paus, Poetin, politieke leiders in Brazilië, Colombia, Hongarije, Uganda, de burgerorganisatie CitizenGo, Amerikaanse evangelicals, feministen. De een ziet gender als een bedreiging van de nationale veiligheid (Rusland) of van de beschaving en de mens als zodanig (Vaticaan). Voor anderen is het verwijderen van de begrippen ”moeder” en ”vader” het begin van een genderloze toekomst (christenen wereldwijd). Voor een derde groep moet gender uit het klaslokaal verdwijnen en staat het woord gelijk aan pedofilie (sommige Amerikaanse staten). Aldus Butler. Deze groepen zijn het er volgens haar over eens dat gender staat voor een politieke agenda die het traditionele gezin wil vernietigen.
„Fantasma” is het andere kernbegrip dat Butler in het boek gebruikt. Ze beschrijft hiermee een vervalsing van de werkelijkheid die appelleert aan diepe angsten die mensen hebben over hoe de wereld om hen heen verandert. Gender is zo’n fantasma geworden, aangewakkerd en gemanipuleerd door rechtse mensen in machtsposities, om vrouwen en minderheden de schuld te geven van problemen die ze zelf hebben veroorzaakt.
Butler verafschuwt het „moraliserend sadisme” van de antigenderbeweging en roept op om hiertegen een „as van verzet” te vormen. Ze denkt aan een alliantie van mensen die het op allerlei punten misschien niet met elkaar eens zijn, maar toch gezamenlijk in verzet komen. Daarbij ziet ze het als haar taak om „de hele publieke discussie te vertragen” nu gesprekken over gender zo verhit zijn geraakt.
Tirade
”Wie is er bang voor gender?” is een opmerkelijke publicatie voor een hoogleraar politieke theorie en vergelijkende literatuurwetenschap (universiteit van Californië-Berkeley) en hoogleraar filosofie (Hannah Arendt Chair, European Graduate School in Saas-Fee, Zwitserland). Van een wetenschapper verwacht je dat hij zijn opponenten met inhoudelijke argumenten benadert. Dat doet Butler niet. In plaats van adequaat en systematisch de argumenten van critici af te gaan, framet ze kritiek en start een tirade tegen critici. Ze plaatst hen in felle bewoordingen in de hoek van rechtse, conservatieve, domme mensen (die „aan niet-kritisch lezen hechten en zich niet in de lexicale debatten verdiepen”), die dromen van het herstel van een patriarchale orde.
Butlers verweer mist niveau. Zo is het volgens haar „achterhaalde wetenschap” die zegt dat mannen niet aan vrouwensporten moeten deelnemen. Wie zich tegen haar opvattingen over geslacht en gender verzet, is een bondgenoot van de paus, Poetin en Trump en moet een tegenstander van vrouwenrechten, homorechten en legale abortus zijn. Een paar stappen verder zijn tegenstanders extremisten en mensen die de „blanke suprematie” ondersteunen. Fascisme en fascist zijn woorden die Butler voor in de mond liggen. ”Wie is er bang voor gender?” is daarmee een politiek activistisch boek, nutteloos voor wie van de geestelijke moeder van de gendertheorie graag een zinvol weerwoord op kritiek hoort.
Zorgen
Butlers vraag wie bang voor gender is, is niet de juiste vraag. Steeds meer mensen maken zich niet zozeer zorgen over gender, maar over de concrete gevolgen van de gendertheorie in de wereld van vandaag. Ze begrijpen niet waarom iedereen in dit denken over geslacht en gender moet meebewegen, alsof de biologie er helemaal niet toe doet. Ze vragen zich af hoe gewenst het is dat biologische mannen vrouwenruimtes kunnen betreden en hoe veilig het is dat biologische mannen een plek in de vrouwenafdeling van de gevangenis krijgen. En hoe eerlijk het is dat een bokser met XY-chromosomen de Olympische Spelen in de vrouwencategorie mag winnen. En hoe het kan dat tieners die op zoek zijn naar hun identiteit hormonen en operaties krijgen. (Het Britse onafhankelijke Cass Review heeft eerder dit jaar onder meer naar voren gebracht dat de wetenschappelijke basis voor zo’n behandeling heel mager is.)
Het is moeilijk te begrijpen hoe een serieuze wetenschapper dit soort reële vragen in één beweging als rechts, conservatief en patriarchaal van tafel wil laten verdwijnen. En, nog ernstiger: hoe een gewetensvolle filosoof kan wegkijken van de schade die haar theorie in het concrete leven van jonge en kwetsbare mensen teweegbrengt. ”Wie is er bang voor gender?” doet vooral hun geen recht.
Wie is er bang voor gender?, Judith Butler; uitg. Ten Have; 352 blz.; € 24,99
Het gender-experiment. Hoe maakbaar is onze identiteit als M/V/X?, Martin Harlaar (red.); uitg Gompel & Svacina; 188 blz.; € 26,-