Waarom Omtzigt een nieuw kiesstelsel wil
Als het aan het nieuwe kabinet ligt, gaat Nederland voortaan op een andere manier stemmen voor de Tweede Kamer. Waarom wil Omtzigt dit? En welke kanttekeningen plaatsen politicologen bij het plan?
PVV, VVD, NSC en BBB spraken af dat ze een nieuw, regionaal kiesstelsel willen invoeren. Dat zou, in een notendop, betekenen dat Zuid-Hollanders straks alleen kunnen stemmen op een kandidaat-Kamerlid uit Zuid-Holland.
Deze afspraak uit het hoofdlijnenakkoord komt uit de koker van NSC-partijleider Pieter Omtzigt. Hij werkte, nadat hij als eenmansfractie in de Tweede Kamer kwam, verschillende ideeën uit met oog op het uiteindelijk oprichten van een eigen partij. In de bundel ”Een nieuw perspectief op goed bestuur” doet Omtzigt uit de doeken hoe hij dat nieuwe kiesstelsel idealiter voor zich zou zien.
Kiezers zouden alleen nog kunnen stemmen op een partijkandidaat uit hun eigen provincie. Op basis daarvan worden 100 tot 125 Kamerzetels verdeeld. Met de overige zetels wil de NSC-leider ervoor zorgen dat het aantal Kamerzetels voor politieke partijen zo goed mogelijk blijft overeenkomen met waar partijen op basis van het aantal landelijk behaalde stemmen recht op hebben.
Het voorstel komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het CDA, de oude partij van Omtzigt, bepleitte al in het verkiezingsprogramma van 2002 om een deel van de Tweede Kamer regionaal te verkiezen: „Onderzocht dient te worden of een deel van de Tweede Kamer gekozen kan worden via regionale kiesdistricten.” Ruim twintig jaar later is het CDA nog steeds voorstander van een regionaal kiesstelsel.
Waarom wil Omtzigt, nu hij voor het eerst partijleider is van een regeringspartij, direct werk maken van een nieuw kiesstelsel? Het is de NSC-leider een doorn in het oog dat de Randstad oververtegenwoordigd is in de Tweede Kamer, terwijl er uit andere delen van Nederland geen, of slechts een enkel, Kamerlid afkomstig is. „Den Haag heeft op dit moment ongeveer net zoveel Kamerleden als de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Flevoland samen”, uitte Omtzigt zijn ongenoegen. Terwijl Den Haag ruim een half miljoen inwoners heeft, vervolgde het Kamerlid, en de genoemde provincies samen meer dan 5 miljoen.
„Als een regionaal verkozen parlementariër niet opkomt voor de aardbevingsslachtoffers, wordt hij bijna met hooivorken uit zijn huis gedreven in zijn kiesdistrict” - Pieter Omtzigt, partijleider NSC
Randstadkwestie
Het gevolg: er is overmatig veel aandacht voor een oplaaiende ”Randstadkwestie”, zoals destijds de perikelen bij de aanleg van de Amsterdamse Noord-Zuidlijn. Onderwerpen uit plattelandsgebieden zijn daarentegen veel moeilijker op de Haagse agenda te krijgen. Het is voor het enige Kamerlid uit bijvoorbeeld de Achterhoek lastiger om bondgenoten te vinden bij andere fracties als er geen enkele collega in dezelfde regio woont.
Dat er grote problemen kunnen ontstaan als regiogebieden slecht worden vertegenwoordigd, blijkt wel uit de gevolgen van de Groningse gaswinning, meent Omtzigt. Medio 2012 vond er een hevige aardbeving plaats in het dorpje Huizinge. Evenwel besloot oud-minister Kamp het jaar daarop de gasproductie te verhogen.
Als de Tweede Kamer destijds op basis van een regionaal kiesstelsel was gekozen, was dat, naar de overtuiging van Omtzigt, anders afgelopen. In een Kamerdebat over het kiesstelsel legde hij uit dat Kamerleden door een regionaal kiesstelsel sterker geneigd zijn voor ‘eigen’ kiezers te knokken. „Want als zo’n (regionaal verkozen, HK) parlementariër niet opkomt voor de aardbevingsslachtoffers, wordt hij bijna met hooivorken uit zijn huis gedreven in zijn kiesdistrict”, betoogde Omtzigt.
Kortom, het belangrijkste argument voor een regionaal kiesstelsel is dat iedere regio evenwichtig vertegenwoordigd wordt in de Tweede Kamer.
„Het huidige kiesstelsel wordt door de meeste burgers als eerlijk en rechtvaardig gezien” - Staatscommissie parlementair stelsel
Omtzigt heeft echter nóg een motief. Nu hebben partijbestuur en partijleider veel invloed op wie er in de Tweede Kamer komt. „In de praktijk heeft de lijsttrekker of een kleine partijtop een zware stem bij het bepalen van de kandidatenlijst”, stelt Omtzigt. Consequentie: een Kamerlid kan maar beter geen standpunt innemen dat afwijkt van dat van de partijleider – zeker als die premier of vicepremier is in het kabinet.
Daar kan Omtzigt over meepraten. Het Twentse CDA-Kamerlid werd in 2012 door het partijbestuur aanvankelijk niet op de kieslijst geplaatst. Na een persoonlijke campagne haalde hij uiteindelijk alsnog een zetel dankzij de vele voorkeursstemmen.
In Omtzigts optiek zou een regionaal kiesstelsel de macht van partijbesturen inperken: Kamerleden komen niet langer in het kielzog van de lijsttrekker in de Kamer. Ze hebben een stevig kiezersmandaat nodig binnen de eigen regio om een blauwe zetel te bemachtigen.
Partijtop
Simon Otjes, universitair docent Nederlandse politiek aan de Universiteit Leiden, is het op dit punt niet met Omtzigt eens. Otjes verwacht dat een partijtop, ook met een regionaal kiesstelsel, nog steeds een stevige vinger in de pap kan hebben bij het opstellen van de kandidatenlijsten. „Het invoeren van een nieuw kiesstelsel verandert de manier waarop de zetels verdeeld worden. Het verandert niet hoe partijen de kandidaatstelling organiseren. Ik kan me goed voorstellen dat partijen, ook als er een regionaal kiesstelsel geldt, nog steeds een landelijke kandidaatscommissie instellen, om uiteindelijk op een landelijk congres de regionale en landelijke kieslijsten vast te stellen.”
Een andere bezwaar dat politicologen vaak opwerpen tegen een regionaal kiesstelsel, is dat het kiezers dwingt om te stemmen op een regionale kandidaat. Het feit dat iemand uit de eigen regio komt, hoeft echter lang niet voor iedere kiezer het zwaarst te wegen bij het bepalen van zijn stemkeuze. Wellicht is expertise, ideologische binding, specifiek standpunt, ervaring, persoonlijke achtergrond of karakter voor kiezers veel belangrijker dan het regionale aspect. In dat geval kan iemand niet op zijn favoriete volksvertegenwoordiger stemmen, simpelweg omdat hij in een andere regio woont.
Dat werpt de vraag op hoe graag de Nederlandse kiezer een regionaal kiesstelsel wil. Een aantal jaren geleden schreef een commissie van politicologen onder leiding van VVD’er Johan Remkes een rapport over de vraag of er wijzigingen nodig zijn in het Nederlandse parlementaire stelsel. De staatscommissie noemde de vertegenwoordiging van de regio „een punt van aandacht”. Echter, memoreerde de staatscommissie, uit kiezersonderzoek blijkt dat slechts een op de drie Nederlanders daarvoor een aanpassing van het kiesstelsel wil. „Bij 65 procent van de bevolking is dat dus niet het geval”.
Deze uitslag komt overeen met „de belangrijkste” conclusie van de staatscommissie over het huidige Nederlandse kiesstelsel. Het is „succesvol”, stelt de commissie. „Het stelsel wordt door de meeste burgers als eerlijk en rechtvaardig gezien.”