Deur van gesloten afdeling openen: de wil is er, de praktijk is weerbarstig
Hoe vind je een goed evenwicht tussen vrijheid en veiligheid voor mensen met dementie? Twee reformatorische verpleeghuizen openen hun deuren en vertellen over de dilemma’s.
In de huiskamer van een van de vier verpleegafdelingen van woonzorgcentrum Maranatha in Rijssen klinken stemmen van een mannenkoor. Een rijtje oudere dames, de meesten in een rolstoel, zit voor een scherm waar samenzang op te zien is. Een aantal andere bewoners van de afdeling zit aan de eettafel te luisteren.
Tot begin van het jaar waren de vier verpleegafdelingen van Maranatha, met in totaal 32 mensen met dementie, gesloten. Bewoners konden zelf de afdeling niet af. Een situatie die eigenlijk gold voor verpleeghuizen door het hele land.
Veiligheid, was het argument. Want iemand met dementie zit toch niet voor niets in een verpleeghuis? Er is toch gebleken dat het thuis niet meer ging? Wie weet wat er kan gebeuren als iemand zelf aan de wandel gaat en vervolgens de weg terug niet meer weet.
Toch heeft er in de afgelopen jaren een verandering van denken plaatsgevonden, uitmondend in de Wet zorg en dwang (WZD) in 2020. Uitgangspunt van de nieuwe wet is het principe ”nee, tenzij”. Dat wil zeggen: onvrijwillige zorg mag alleen als het echt niet anders kan. Concreet betekent het dat een cliënt niet zomaar gedwongen mag worden zijn eten op te eten of zijn medicijnen in te nemen als hij zich daartegen verzet. En dat de deuren van een gesloten afdeling niet per definitie voor iedereen gesloten mogen zijn. Deze onvrijwillige zorg mag alleen geboden worden als het niet bieden van die zorg gevaar oplevert voor de cliënt zelf of zijn omgeving. Bovendien moet in dat geval zijn bekeken of er nog alternatieven zijn.
Dorpshuis
Door de WZD moesten verpleeghuizen, zoals Maranatha, aan de bak, zegt manager Jan Willem den Hartogh. „We wisten dat we richting een opendeurenbeleid moesten.” Sinds januari van dit jaar is dat nieuwe beleid praktijk. Terwijl hij door de gangen van het woonzorgcentrum loopt, wijst Den Hartogh bij de deuren naar het plafond. Op kleine witte plaatjes licht zo nu en dan een groen stipje op. „Dat zijn sensoren. Iedere bewoner van de verpleegafdeling heeft een bandje om waarop geregistreerd staat welke deuren wel of niet opengaan. We maken onderscheid tussen vier leefcirkels. De kleinste cirkel is de eigen afdeling, de buitenste is vrijheid tot op de straat. Daartussenin mogen mensen tot de gemeenschappelijke ruimte –het dorpshuis– komen, of ze kunnen overal heen behalve naar buiten”, legt de manager uit.
De overgang van een gesloten naar een open setting heeft nog wel wat voeten in de aarde gehad. Bij het verzorgend personeel was er vooraf vooral scepsis, vertelt Annelien Koppelman. Zij is Eerst Verantwoordelijk Verzorgende (EVV) en Gespecialiseerd Verzorgende Psychogeriatrie (GVP) op een afdeling met acht mensen met dementie. „Help, de vijver, was het eerste wat door mijn hoofd schoot toen het opendeurenbeleid ter sprake kwam”, zegt de twintiger. „De primaire reactie was toch wel paniek.” Niet alleen de vijver dicht bij de afdeling, maar ook het feit dat Maranatha pal aan een drukke weg ligt, zorgde voor angst bij het verplegend personeel.
De deuren gingen dan ook niet van de ene op de andere dag open, schetst Koppelman. „We hebben familieavonden georganiseerd om naasten op de hoogte te houden van de ontwikkelingen.” Ook zijn er de nodige aanpassingen gedaan in het gebouw. „Zoals de sensoren bij de deuren. Op de grond zijn geel-groene strepen aangebracht, looproutes waardoor bewoners gemakkelijker de weg naar hun afdeling terugvinden.” Punt van zorg van Koppelman en haar collega’s waren ook de trappen bij de twee groepen op de eerste verdieping. „We waren bang dat mensen daar zouden vallen. Nu zijn er extra deuren geplaatst, waardoor mensen alleen met de lift en niet met de trap naar beneden kunnen.”
Opgesloten
De sfeer op de afdeling is verbeterd nu mensen meer bewegingsruimte krijgen, merkt Koppelman. „Als mensen iets zagen of hoorden in de gang, dan bleven ze maar aan de deur trekken. Ze vroegen of ze naar huis mochten en zeiden dat ze zich opgesloten voelden. Nu is de onrust veel minder.” Vooral voor één bewoner is Koppelman erg blij met het nieuwe beleid. „Hij woont bij ons op de afdeling, zijn vrouw woont nog in een eigen appartement, ook binnen Maranatha. Meneer wilde altijd graag naar zijn vrouw. Nu kan hij zelf naar haar toe wanneer hij dat wil. Daardoor is er meer rust gekomen.”
„Help, de vijver, was het eerste wat door mijn hoofd schoot toen het opendeurenbeleid ter sprake kwam” - Annelien Koppelman, verzorgende bij woonzorgcentrum Maranatha in Rijssen
Dat meer bewegingsruimte een positief effect kan hebben op mensen met dementie, onderschrijft het onderzoek van drs. Suzan van Liempd. De beleidsadviseur bij een ouderenorganisatie in Brabant volgde een groep ouderen met dementie die verhuisden van een gesloten naar een semi-open afdeling. Uit vragenlijsten een maand voor de verhuizing en één maand, vier maanden en negen maanden na de verhuizing blijkt dat bewoners beter scoorden op verschillende gezondheidsaspecten. Zo was de verwardheid van mensen minder en was hun kwaliteit van leven hoger.
De uitkomsten verbaasden haar, zegt Van Liempd. „Ik had niet verwacht dat de effecten al een maand na de verhuizing zichtbaar zouden zijn. Eerder verwachtte ik een dipje, vanwege de drukte van het verhuizen. Ook zou ik vooraf niet gezegd hebben dat de effecten ook na negen maanden nog te zien zouden zijn. Het ziekteverloop gaat tenslotte ook door.”
Hoewel meer bewegingsruimte positief lijkt te zijn voor sommige mensen met dementie, heeft nog lang niet ieder verpleeghuis een opendeurenbeleid. Exacte cijfers worden nergens bijgehouden. Volgens een schatting van Francien van de Ven, werkzaam in de zorg voor mensen met dementie, zouden nog zo’n 50 duizend mensen met dementie achter gesloten deuren leven, meer dan de helft van het totaal. Een woordvoerder van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zegt ook de indruk te hebben dat een minderheid van de verpleeghuizen het opendeurenbeleid heeft doorgevoerd.
„Als een bewoner toch de weg kwijt is en iemand van de linnenkamer, de keuken of receptie ziet hem lopen, dan wordt hij door hen even teruggebracht” - Annelien Koppelman, verzorgende bij woonzorgcentrum Maranatha in Rijssen
Een van de angsten van het personeel van Maranatha was dat ze de hele dag achter mensen aan moesten lopen, zegt Koppelman. Maar dat lijkt alles mee te vallen. „Iedereen helpt hierin mee, dat is heel fijn. Als een bewoner toch de weg kwijt is, zien we dat een collega van bijvoorbeeld de keuken, receptie of linnenkamer hem of haar, na een praatje, even terugbrengt naar de afdeling. Hierdoor heb je echt het gevoel dat je het samen doet.”
Volledige vrijheid blijkt alsnog lastig. Zo is de buitenste leefcirkel –volledige vrijheid tot op de straat– op dit moment voor geen enkele cliënt van Maranatha in Rijssen weggelegd. Eerst was er wel iemand die naar buiten mocht, maar nadat er twee keer een onveilige situatie ontstond, is besloten zijn leefcirkel te verkleinen tot de muren van het woonzorgcentrum. De vrijheid om in het gebouw rond te kunnen lopen is voor veel mensen echter al genoeg, zegt verzorgende Annelien Koppelman. „Doordat de deuren ‘open’ zijn, is de fixatie op het weg willen vaak al verdwenen.”
Kasteel
In verpleeghuis Elim in Barneveld, dat net als Maranatha onder Zorggroep Sirjon valt, is van een opendeurenbeleid nog geen sprake. Nog geen slimme sensoren hier. Die worden pas geplaatst na een grote verbouwing, die aan de gang is en nog wel een aantal jaren kan duren. ”Let op dat bewoners niet onverwachts de afdeling mee afgaan!” staat op een bordje naast de toegangsdeur van de gesloten afdeling met zestien bewoners. Over de deur is een plaat van Kasteel de Schaffelaar geplakt. „Zo verbloemen we de deur”, legt verpleegkundige Arieza de Koning uit.
Die deur van de afdeling is ook hier bij Elim vaak de plek waar bewoners die weg willen zich posteren. „Het is soms superschrijnend”, zegt verzorgende Jenny Verhoeks, die nu twaalf jaar bij Elim werkt. „Dan vragen mensen wat ze gedaan hebben, wat de reden is waarom ze hier opgesloten zitten.” Een goed antwoord heb je niet op zo’n vraag, zegt De Koning. „Dan worden mensen boos, beginnen ze aan de deur te morrelen en moet je ze soms medicatie geven om ze weer rustig te krijgen.” Doordat mensen met dementie de emoties bij nare ervaringen onthouden, gaan ze de deur steeds meer associëren met irritatie, zegt de verpleegkundige.
Hoewel de technologie, zoals sensoren bij de deur, er nog niet is bij Elim, is het personeel al druk bezig met de voorbereidingen voor het opendeurenbeleid. Zo is familie van de cliënten ingelicht over de op handen zijnde plannen – ook in Barneveld willen ze toe naar een systeem met leefcirkels.
Daarnaast mogen sommige bewoners de afdeling nu al af. Eén meneer mag zelfstandig naar buiten, zij het met een gps-tracker. Deze man werd altijd onrustig als de zon scheen, zegt De Koning. „Hij voelde zich opgesloten en wilde graag naar buiten. Een fysiotherapeut is een aantal keer meegegaan om te kijken of hij dat zelfstandig kan. Nu loopt hij altijd zijn vaste rondje.”
„Ik gun de bewoners de vrijheid, voor zover dat veilig kan” - Jenny Verhoeks, verzorgende bij verpleeghuis Elim in Barneveld
Dat je iemand aan het eind van zijn leven die vrijheid nog kunt geven, is waardevol, vindt Verhoeks. Zelf is ze 180 graden gedraaid in haar kijk op het opendeurenbeleid, zegt ze. „Ik was echt heel sceptisch. Je kán toch niet zomaar de deur openzetten op zo’n afdeling, dacht ik.” Maar sinds ze bij andere huizen in het land keek, is ze om. „Ik ben me gaan afvragen hoe ik het zelf zou vinden als ik niet weg mocht terwijl ik mijn hele leven veel buiten ben geweest. Dat zou ik verschrikkelijk vinden. Daarom gun ik de bewoners ook de vrijheid, voor zover dat veilig kan.”