Dr. B.A. Zuiddam: Niet ons gevoel van oneerlijkheid maar Gods maatstaf is de norm
„Dominee, beseft u wel dat het heel moeilijk is voor een opgeleide vrouw om de hele tijd te moeten luisteren naar mannen en zelf stil te blijven?” Die opmerking van een zuster deed me opnieuw beseffen hoe groot de kloof is tussen behoudende christenen en de rest van (kerkelijk) Nederland.
Tegelijkertijd begreep ik haar. Ik had dat ook weleens in preken benoemd. Een goed opgeleide christelijke vrouw die meer weet dan haar man of de ambtsdragers in de gemeente kan in onze tijd gemakkelijk gefrustreerd raken door de onkunde en kortzichtigheid van mannen. Daaraan moet de kerk iets doen. Bij examens voor kandidaten behandel ik ”De Pastorale Regel” van Gregorius de Grote. Hij laat zien dat voor het ambt twee dingen noodzakelijk zijn: je moet eerst kennis opdoen en die vervolgens integreren in je eigen leven. Dan pas ben je geschikt voor het ambt.
„Niet meer het gezin, maar het individu is de basis voor rechten en plichten geworden” - Dr. B.A. Zuiddam
De reden voor frustratie kan ook liggen in een verkeerd wereldbeeld en besmetting met de gelijkheidsideologie van onze tijd. Dat gevoel wordt aangemoedigd door de wereld om ons heen. We leven immers in een tijd waarin iedereen, dikwijls niet gehinderd door gebrek aan kennis van zaken, mag en wil meepraten over alles. De Bijbel ziet dat heel anders. Het is bijvoorbeeld volgens de Schrift juist een beklagenswaardige situatie als vrouwen en kinderen de macht grijpen en hun wil aan het politieke bestel opleggen (Jesaja 3:12). Wie gelooft dat dit geen achterhaalde tekst van vroeger is maar ook het Woord van God voor onze tijd, staat dus voor uitdagingen.
Sneltreinvaart
De Nederlandse samenleving is de afgelopen zeventig jaar ingrijpend veranderd. God en kerk verdwenen uit het hart van ons volksbestaan. Eigenlijk hebben we ook geen volksbestaan meer, behalve bij het voetballen. Vroeger was een volk je wijdere familie. Nu ook nog, maar we durven het niet meer te benoemen uit vrees om voor racist te worden aangezien. Niet meer het gezin, maar het individu is de basis voor rechten en plichten geworden.
„Vanaf 1956 werd de getrouwde vrouw handelingsbevoegd voor de wet en kon ze zonder haar man financiële besluiten nemen” - Dr. B.A. Zuiddam
Waar vrouwen vroeger vanaf de trouwdag hun betaalde baan opgaven, zijn fulltime huisvrouwen zelfs in jonge reformatorische gezinnen intussen de uitzondering. Vroeger was huisvrouw worden vanzelfsprekend. Nu wordt het door onder andere de belastingwetgeving ontmoedigd. Pas in 1955 stemde de Kamer voor opheffing van het arbeidsverbod voor gehuwde vrouwen in overheidsdienst, maar zelfs toen legde de regering het besluit naast zich neer. Voorwaar andere tijden. Vanaf 1956 werd de getrouwde vrouw handelingsbevoegd voor de wet en kon ze zonder haar man financiële besluiten nemen.
Weinigen beseffen tegenwoordig nog hoe het onderwijs in Nederland ingrijpend veranderde door de Mammoetwet in 1968, waarmee jongens en meisjes toegang kregen tot alle beroepsopleidingen en het tot dan toe gescheiden onderwijs op katholieke scholen opgeheven werd. We werden ook baas in eigen buik. In 1969 volgde de opheffing van het verbod op voorbehoedmiddelen. Inderdaad, voorbehoedmiddelen waren in Nederland verboden, behalve op voorschrift van de huisarts. Tot 1971 bepaalde het burgerlijk wetboek dat de man het hoofd van de echtvereniging is. In dat jaar werd dat geschrapt en werd de echtscheidingswet verruimd. In de jaren zestig kwam ongetrouwd samenwonen bijna niet voor, maar in 1975 woonde maar liefst de helft van de (kerkelijke) jeugd ongetrouwd samen zonder belofte van trouw . Ontwikkelingen kunnen hard gaan.
Oneerlijk?
Toch was vroeger niet alles beter. Er was onrechtvaardigheid en uitbuiting in arbeidsverhoudingen. Ook mijn moeder had graag meer willen en kunnen doen dan de mulo. De emancipatie van de ”kleine luyden” en later die van de vrouw zijn niet uit de lucht komen vallen. Toch moeten we onszelf de vraag stellen in hoeverre iets in zichzelf echt oneerlijk is of dat we het nu als oneerlijk zien door onze nieuwe manier van kijken. Is het vanuit Gods perspectief werkelijk onrechtvaardig dat een getrouwde vrouw haar handelingsbevoegdheid verloor vanuit het Bijbelse verbondsdenken? Nee, de getrouwde vrouw werd eigendom van haar man. Dat horen we iedere week in de kerk bij het lezen van het tiende gebod. Natuurlijk brengt dat verplichtingen mee (Efeze 5:25-33) en moeten we beseffen dat God mens en schepping ziet vanuit Adam als verbondshoofd. Maar geloven we het nog? Of vinden we het ook oneerlijk en hebben we daarmee ten diepste het wereldbeeld en het verwachtingspatroon van onze tijd overgenomen?
Normatief
Onrechtvaardigheid durven signaleren en aanpakken, is iets anders dan gelijkheidsdenken. Ook de Bijbel bevat talloze bladzijden over de noodzaak van rechtvaardig leven en het eerlijk behandelen van mensen, juist van hen die kwetsbaar zijn. Bijvoorbeeld de kleine profeten, zoals Amos (2:6, 5:12), maar ook de brief van Jacobus bepalen ons daarbij. Daartegen is vroeger veel gezondigd: tegen secretaresses, dienstbodes én huisvrouwen.
Echter, gaven en bekwaamheden zijn in zichzelf niet normatief. We moeten Gods maatstaf aanleggen voor hoe en waar het gepast is om die in te zetten (zie Titus 2 en 1 Timotheüs 2). Laten we het afleren om te denken vanuit onze (vermeende) rechten, maar gaan leven vanuit de gezindheid van Christus en de plaats die we innemen in Zijn lichaam, de Kerk.
De auteur is theoloog en classicus en verbonden aan het Hersteld Hervormd Seminarie, North-West University en Bijbels Beraad M/V.