Jaap Smit: Er staat hier een hele kudde olifanten in de kamer
Jaap Smit, vertrekkend commissaris van de Koning in Zuid-Holland, maakt zich zorgen over de patstelling rondom stikstof en natuur. „Bij een transitie hoort ook pijn. Maar daar blijven we steeds omheen draaien.”
Hij had het praatje kunnen houden dat iedereen vooraf van hem verwachtte. Met mooie, maar ook holle woorden over goede gesprekken en waardevolle initiatieven. Die kwamen namelijk volop aan bod toen de provincies vorige maand een gezamenlijke top hielden over de toekomst van het landelijk gebied. Bestuurders, boeren, natuurbeheerders en andere betrokkenen wisselden op een landgoed in de Betuwe hun ervaringen, maar vooral erg veel beleefdheden uit.
Maar Jaap Smit koos voor een heel andere toon toen hij aan het eind van een middag praten over de toekomst van het landelijk gebied de microfoon kreeg. „Er staat hier een hele kudde olifanten in de kamer”, concludeerde de Zuid-Hollandse commissaris van de Koning. „We spreken hier aardige woorden over kleine stapjes, over dat we het samen moeten doen. Maar dat is niet genoeg. Op een gegeven moment moet er ergens in gesneden worden.”
„ We spreken hier aardige woorden, maar op een gegeven moment moet er ergens in gesneden worden” - Jaap Smit, vertrekkend commissaris van de Koning in Zuid-Holland
Smit (CDA) zit na ruim tien jaar als commissaris in de laatste weken voor zijn pensioen. Hij was de afgelopen jaren ook voorzitter van het Interprovinciaal Overleg (IPO), de parapluorganisatie van provincies. In die rol maakte hij van nabij mee hoe er een juridische impasse ontstond rond het overschot aan stikstof in de natuur. Hoe, om die patstelling te doorbreken, de bal nadrukkelijk bij provincies kwam te liggen: zij kregen de opdracht om een ambitieus en actief natuurbeleid vorm te geven. Hij zag ook hoe de voortgang uitbleef, terwijl een nieuw kabinet nu terugtrekkende bewegingen maakt en de eerder beloofde miljarden weer heeft ingetrokken.
Provincies kregen van het vorige kabinet een hoofdrol in het stikstof- en natuurbeleid. Toch is er weinig voortgang geboekt. Hoe kijkt u daarop terug?
„Dat provincies een grote rol kregen, is een terechte keuze. De verschillen tussen bijvoorbeeld Zuid-Holland en Friesland zijn groot. Hier hebben we veel industrie, hebben we te maken met de haven van Rotterdam. Friesland is veel meer een landbouwprovincie. Sinds we die opdracht kregen, is in de landelijke politiek veel tijd verloren gegaan. Aan de discussie of de stikstofdoelen in 2030 of 2035 moesten worden behaald. Er bleef onduidelijkheid over de randvoorwaarden en het geld. Maar we moeten dan als provincies niet achterover gaan leunen en denken: wat moeten we nu? Dan moeten we zelf aan de gang. Maar daarbij merk ik dus hoe lastig het is om uit de impasse te komen. We lopen vast.”
U zei tegen uw medeprovinciebestuurders: „Op een gegeven moment moet er ergens in gesneden worden.” Wat bedoelt u daarmee?
„We lopen tegen grenzen aan in het landelijk gebied. Jarenlang hebben we gedacht dat alles wel kon: landbouw, industrie, wegen en een gezonde natuur. De stikstofcrisis is een gevolg van het feit dat we de bal steeds weer voor ons uit hebben geschopt, en waarschuwingen hebben genegeerd. Tot de rechter in 2019 onvermijdelijk een harde grens trok, omdat we onze natuur niet genoeg beschermen.”
„De stikstofcrisis is ontstaan doordat we de bal steeds weer voor ons uitschopten en waarschuwingen hebben genegeerd” - Jaap Smit, vertrekkend commissaris van de Koning in Zuid-Holland
„Daarom staan we voor een transitie in het landelijk gebied. Maar een transitie is niet alleen maar leuk. Het is een reis waarbij je nog moet zoeken naar waar je precies uitkomt. Er hoort onzekerheid bij, en ook harde keuzes, waar sommige partijen huiverig voor zijn. De vraag is: hoe voorkomen we verlamming? We blijven nu met elkaar praten zonder dat we de pijn durven noemen. We hebben de neiging om over leuke projecten en goede voorbeelden te blijven praten. Maar dat is niet genoeg. Er worden steeds aan alle kanten kolen en geiten gespaard. Bij echt ongemakkelijke keuzes blijven we om de hete brij heen draaien.”
Welke pijnlijke keuzes zou u dan willen maken?
„Het is mijn rol niet om te zeggen wat er precies moet gebeuren. Maar als ik dan zo’n gesprek hoor als bij de IPO-bijeenkomst over het landelijk gebied, dan word ik ongeduldig. Pijnlijke keuzes maken betekent niet dat je de rekening eenzijdig bij boeren neerlegt. Maar het begint wel met de gezamenlijke erkenning dat we tegen grenzen aan lopen.”
Toch doet u in zekere zin hetzelfde. U benoemt het probleem wel, maar blijft vervolgens ook in algemeenheden hangen.
„Dat erken ik ook wel, want ik ben onderdeel van dit spel. Ik ga niet zeggen dat zoveel procent van de boeren zou moeten stoppen, of dat we de veestapel zouden moeten halveren. Dan jaag ik mensen de gordijnen in, en dat is precies het probleem. Ik zie dat partijen al snel vervallen in praten over welles-nietes. Waarbij ze niet meer bereid zijn om nog een vinger uit te steken. Terwijl veel boeren bijvoorbeeld ook best zien dat er iets moet gebeuren. Het is niet zo dat zij niets willen: ze lopen aan tegen een grillige overheid en willen weten waar ze aan toe zijn.
„ Ik zie dat partijen al snel vervallen in praten over welles-nietes; waarbij ze niet meer bereid zijn om nog een vinger uit te steken” - Jaap Smit, vertrekkend commissaris van de Koning in Zuid-Holland
Ik ben zelf vakbondsleider geweest namens CNV. Dan sta je soms voor de keuze: voer je een open gesprek en kijk je voorbij je eigen belang, of blijf je roepen: „dat nooit!’’? Terwijl de urgentie vraagt om een goed en gedragen compromis, lukt het ons niet meer om daar te komen. Of wantrouwen de grootste olifant in de kamer is? Misschien wel ja.”
Zijn er in de afgelopen jaren momenten geweest dat u dacht: Nu komen we ergens?
„Met het rapport van Remkes in oktober 2022. Hij heeft toen wél het wantrouwen in de agrarische sector overwonnen en de zorgen van boeren heel duidelijk gemaakt. Er was toen even het gevoel dat we misschien wel tot een oplossing konden komen. Maar dat is net zo snel weer verdwenen.”
Is iedereen het wel eens met uw uitgangspunt dat er een transitie nodig is? Femke Wiersma, de nieuwe minister van Landbouw, nam juist al afstand van de term transitie. Zij spreekt van een doorontwikkeling.
„Een doorontwikkeling klinkt liever en voorzichtiger. Het nieuwe kabinet kiest duidelijk voor een andere toon. Je zou dan haast denken: het blijft allemaal zoals het was, er zijn geen grote veranderingen nodig. Maar gaan we dan weer bij de rechter kijken of we de bal nóg een stuk vooruit kunnen schoppen? Of gaan we nog een keer in Brussel vragen om een uitzondering vanwege het mestprobleem? Ik weet niet of het zo werkt. Ik denk het niet.”
Maar als partijen de noodzaak van een transitie niet zien, zullen ze ook niet de urgentie voelen om pijnlijke maatregelen te nemen. Hoe komen we hier nog uit?
„Ik heb de antwoorden ook niet. Ik ben niet optimistisch, al blijf ik wel hoopvol. Ik begrijp de polarisatie en ik begrijp het ongemak om tot oplossingen te komen. Maar het moet een keer gebeuren. Mijn functie is niet om te zeggen hoe dat dan precies moet. Wat dat betreft heb ik als commissaris van de Koning misschien makkelijk praten. Maar het zou nóg makkelijker zijn om aan het eind van zo’n congres te zeggen: „Wat fijn dat u allemaal de moeite hebt genomen om te komen, we hebben weer een stapje in de goede richting gezet.” Mijn bijdrage is het dan om zo nu en dan hardop te roepen wat ik zie gebeuren. En dat we zonder die pijnlijke keuzes geen stap verder komen.”