Kerk & religiegenerale synode
Waarom synode CGK dit keer anders tot stand kwam dan voorheen

De generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) die vrijdag start, is –zeggen kenners– de meest progressieve ooit. Welke lijn gaat zij uitzetten inzake de toekomst van het kerkverband? Acht vragen over een spannende en eigenlijk nu al historische vergadering.

Archiefbeeld van generale synode CGK in 2019 in Nunspeet. beeld RD, Anton Dommerholt
Archiefbeeld van generale synode CGK in 2019 in Nunspeet. beeld RD, Anton Dommerholt

Hoezo de meest progressieve synode ooit? Zoiets weten we toch pas op zijn vroegst nadat zij, op vrijdag 21 juni, daadwerkelijk met vergaderen is begonnen?

Nou, niet helemaal. De namen van de 52 afgevaardigden zijn namelijk al enige tijd bekend. Daaruit valt, voor insiders althans, best iets af te leiden. Wie de gemeenten kent waaruit deze afgevaardigden afkomstig zijn en wie op de hoogte is van hun theologische ligging, moet vaststellen dat op de komende synode bijvoorbeeld beduidend meer voorstanders van vrouwen in het ambt aanwezig zijn dan op de vorige. Wat dan weer niet wegneemt dat ook dit keer de behoudende afgevaardigden nog net, net in de meerderheid lijken te zijn.

Hoe komt het dat deze synode beduidend vooruitstrevender is samengesteld dan de vorige? Is het kerkverband in enkele jaren tijd zo sterk veranderd?

Het kerkverband is in de achterliggende tijd zeker veranderd; dat proces is al enkele decennia aan de gang. Maar dat de ‘kleur’ van de afgevaardigden nu anders is dan vier jaar terug, komt voornamelijk door de wijze waarop zij zijn gekozen.

Op de vier particuliere synoden (PS) kiest men in de maanden voorafgaand aan de generale synode de afgevaardigden; elke PS vaardigt dertien ambtsdragers af. Vanouds hanteert men daarbij in de CGK een zekere gunfactor. Dat betekent dat men er in een ‘rechtse’ PS bewust voor zorgt dat er óók enkele ‘linkse’ afgevaardigden worden gekozen (en omgekeerd). Dat nu lijkt dit jaar minder gebeurd te zijn. Door de spanning die op het kerkverband ligt, stemde men in enkele particuliere synoden eenzijdiger en consequenter voor afgevaardigden van de eigen ‘kleur’.

Dat maakt dat de afvaardiging vanuit de PS van het Noorden dit keer bijvoorbeeld erg progressief is. Opmerkelijk is dat er nu geen enkele afgevaardigde uit Urk is, terwijl toch maar liefst ruim 10 procent van alle CGK-leden tot een van de drie cgk’s in Urk behoort. Werd ds. H. Polinder (Urk-Maranatha) de afgelopen decennia vele malen afgevaardigd naar PS en generale synode, dit jaar is hij er niet bij.

Nog een voorbeeld: van de dertien afgevaardigden van de PS van het Westen waren er vorig keer acht tegen de vrouw in het ambt en vijf voor. Nu lijkt die verhouding zo ongeveer andersom te zijn. Hier staat overigens tegenover dat de afvaardiging vanuit de PS van het Zuiden juist zeer behoudend oogt.

beeld RD

In het verleden klaagden sommigen in de CGK dat synodes zo behoudend waren dat ze eigenlijk niet representatief waren voor het kerkverband. Zat daar iets in?

Wel iets. Sowieso hadden ambtsdragers met –om zo te spreken– zwarte of grijze stropdassen gewoonlijk meer interesse om afgevaardigd te worden naar meerdere vergaderingen dan die met gekleurde stropdassen of open boordjes. Dat is dit keer, door de thema’s die er spelen, anders.

Was het vanouds zo dat synodeleden, ook al doordat oudere ambtsdragers meer tijd hadden om erheen te gaan dan jongere, eigenlijk behoudender waren dan het kerkverband als geheel, dit keer weerspiegelt het gezelschap dat zich vrijdag naar Rijnsburg –en na de zomer nog vele malen naar Nunspeet– zal spoeden de totale CGK preciezer dan voorheen.

De synodeleden die we in het najaar in de Nunspeetse Oenenburgkerk zullen zien zitten, zijn bovendien minder ervaren dan vroegere synodeleden. Maar liefst 34 van de 52 aanwezigen zijn voor het eerst in hun leven afgevaardigd naar een generale synode. Deze best wel onervaren ambtsdragers moeten zich nu gaan buigen over uiterst complexe vraagstukken.

Waar gaat deze synode eigenlijk over?

Zoals bij elke generale synode staan er talloze thema’s op de agenda. Een groot hoofdpijndossier is, veel meer nog dan vier jaar geleden, de kwestie van vrouw en ambt . De moeilijkheid hierbij is dat nog op de synode van Dordrecht-Nunspeet (2019-2022) helder is uitgesproken dat er in de CGK op Bijbelse gronden geen plaats is voor vrouwelijke ambtsdragers, maar dat ondertussen minstens een derde van alle 181 cgk’s wél vrouwen in het ambt van diaken en/of ouderling heeft bevestigd, dan wel het besluit heeft genomen om dat snel te gaan doen.

Daar moet deze synode iets van gaan vinden. Ook zal zij zich moeten gaan uitspreken over een vloed (om niet te spreken van een kluwen) van appels en revisieverzoeken die direct of indirect te maken hebben met de kwestie vrouw en ambt.

En toch is het vraagstuk omtrent vrouwelijke ambtsdragers voor de synode van Rijnsburg-Nunspeet inmiddels niet meer hét grote probleem. Nu er zó veel cgk’s zijn met vrouwen in het ambt, is het immers onvoorstelbaar geworden dat al deze gemeenten hun beleid massaal zullen gaan terugdraaien. Dé grote vraag voor de 52 ambtsdragers in Nunspeet wordt hoeveel ruimte men elkaar in het kerkverband wil gaan geven en voor welk model van kerk-zijn men kiest.

Wil men elkaar, op basis van het aloude presbyteriaal-synodale stelsel, strikt gaan houden aan het eerder (en bij herhaling) genomen besluit dat vrouwen in de CGK geen ambtsdrager kunnen zijn? Of kiest men in meerderheid voor een ander, meer congregationalistisch organisatiemodel, waarbij de lidkerken elkaar op diverse punten veel vrijer laten? Dat is op deze synode de hamvraag.

Is er al zicht op voor welk van deze modellen deze synode gaat kiezen?

Nee, dat is koffiedik kijken. Wel heeft het op zaterdag 20 april in Veenendaal gehouden convent inzicht opgeleverd over hoe de verhoudingen in het kerkverband zo ongeveer liggen. Een opmerkelijke –en voor de rechterflank van de CGK onthutsende– conclusie van die dag was dat minstens 60 procent van de gemeenten elkaar in het kerkverband meer ruimte wil geven, óók om vrouwelijke diakenen of ouderlingen te hebben.

Zou de synode deze kant op bewegen, dan ontstaat overigens zonder enige twijfel een aanvaring met de rechterflank van het kerkverband. In een podcast van het Nederlands Dagblad zei ds. A.A. Egas (Damwoude) vorige week dat misschien wel zestig gemeenten het kerkverband zullen verlaten als de CGK vrouwelijke ambtsdragers officieel gaan aanvaarden of formeel gaan gedogen.

Maar als het dan zo is dat er onder de afgevaardigden naar de synode nog een nipte meerderheid bestaat die behoudend denkt, dán is het toch onwaarschijnlijk dat deze synode zal kiezen voor een nieuw, congregationalistisch kerkmodel?

Zeg dat niet te snel. In de eerste plaats hebben synodes de neiging om al vergaderend een eigen dynamiek te krijgen. Als afgevaardigden dagenlang bij elkaar zitten en men van voorstel naar voorstel hobbelt en van amendement naar amendement, ontstaan er bijzondere groepsprocessen en worden soms besluiten genomen die men voorafgaand aan de synode niet voor mogelijk had gehouden.

In de tweede plaats wordt de uitkomst van synodes niet zelden bepaald door het stemgedrag van de zogeheten middengroepen. Hun stemgedrag is vooraf moeilijk te voorspellen. Dat gezegd zijnde, is het scenario wel degelijk reëel dat afgevaardigden van middengemeenten, als zij op enig moment voor de keuze komen te staan om of de vrouw in het ambt maar te accepteren of de linkerflank definitief te verliezen, voor dat eerste kiezen.

In de derde plaats kunnen er altijd afgevaardigden ziek worden of door omstandigheden verhinderd zijn om bepaalde vergaderingen bij te wonen. Die zogeheten primi worden in dat geval vervangen door zogeheten secundi. Soms denken die laatsten over zaken heel anders dan degenen in wier plaats zij komen.

Zet deze synode meteen haar tanden in het centrale vraagstuk of zal zij de hete aardappel vermoedelijk nog een tijdje voor zich uitschuiven?

Daar gaan we vrijdag, op de eerste zittingsdag van de synode, iets van merken. Het is goed voorstelbaar dat het moderamen dat dan gekozen zal worden de koe snel bij de horens pakt, misschien wel door meteen een commissie te benoemen die de grote vraag van dit moment, namelijk hoe wij als CGK in de toekomst met elkaar verder gaan, nader moet gaan doordenken en die daarover dan een voorstel moet gaan formuleren.

Als iets dergelijks de procedure wordt, dan wordt in elk geval voorkomen dat deze synode zich over tal van belangrijke en minder belangrijke zaken gaat buigen terwijl het vraagstuk van de toekomst van de CGK als een donkere wolk boven de synode blijft hangen en pas aan het eind van een antwoord wordt voorzien. Alsof men, om zo te spreken, uitvoerig met elkaar discussieert over de spiegel, de kleur en de banden van een auto die men wil aanschaffen, terwijl nog helemaal niet vaststaat of men er überhaupt wel samen in wil gaan rijden…

Dit voordeel heeft de synode in elk geval: de eerste echte zittingsweek van de synode staat pas gepland in de week van 12 november. Dat geeft onmiskenbaar een bepaalde tijds- en handelingsruimte.

Hoe belangrijk is de samenstelling van het moderamen?

Synodes besluiten, net als andere kerkelijke vergaderingen, bij meerderheid. Het zijn de afgevaardigden die in gezamenlijkheid besluiten nemen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het wel degelijk van betekenis is wie het vergader- en besluitvormingsproces leidt en structureert; zeker bij een tamelijk onervaren synode.

Het moderamen wordt vrijdag in enkele open stemmingsrondes gekozen; eerst de preses en daarna een voor een de andere moderamenleden. Ook in die stemmingsrondes houden de afgevaardigden vanouds, als een soort ongeschreven regel, rekening met de achtergrond en ligging van degenen aan wie zij hun stem geven. Omdat het uiteindelijk in ieders belang is dat de breedte van de kerken ook in het moderamen zichtbaar wordt.

Bovendien is het de gewoonte dat, met het oog op ervaring en continuïteit, minimaal één van de vorige moderamenleden ook in het nieuwe moderamen gekozen wordt. In dit geval kan dat alleen gaan om de Nunspeetse predikanten ds. J.G. Schenau (in 2019 preses) en ds. P.D.J. Buijs (in 2019 assessor). De andere twee moderamenleden van de synode Dordrecht-Nunspeet, ds. S.P. Roosendaal en ds. L.A. den Butter, zijn ditmaal namelijk geen afgevaardigde.

Zo bezien gooit ds. Buijs , een routinier die in alle vijf voorgaande moderamina een plek had (zie: ”Enkele eerdere moderamina CGK-synode”) en die het kerkverband van haver tot gort kent, hoge ogen om dit keer (weer) tot preses te worden gekozen. Een positie die bepaald niet benijdenswaardig is…

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer