Neerlandicus en historicus Ben van den Baar (1938) schreef een boek op basis van diepgravend onderzoek naar de rol van de bisschop in de politieke en sociale geschiedenis van het Romeinse Rijk (35-450 na Christus).
In zijn inleiding op dit werk geeft prof. dr. M.A. van Willigen aan dat het bisschopsambt in de ontwikkeling van kerk en samenleving van groot belang is gebleken. Dit ambt is al in de tweede eeuw het hoogste, naast andere reeds bestaande ambten, met name dat van presbyter en diaken. Vanaf de tweede eeuw staat het episcopaat als instelling niet meer ter discussie en worden de bisschoppen gezien als de opvolgers van de apostelen. In de derde eeuw bestaan er uitgebreide bisschopsnetwerken, waarvan met name gebruik wordt gemaakt op momenten dat theologische zaken in het geding zijn, vooral bij opkomende ketterijen.
Er is behoorlijk veel informatie beschikbaar over de positie van de bisschop in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling, dankzij de grote hoeveelheid overgebleven documenten uit die tijd. Bijvoorbeeld door de bisschoppen zelf geschreven werken, martelarenakten, synodeverslagen, historische terugblikken van verschillende kerkhistorici (zoals Eusebius, Sozomenos, Socrates Scholasticus en Sulpicius Severus) en niet te vergeten de omvangrijke briefliteratuur, waarin de geestelijke leiders hun mening uitspreken over zeer gevarieerde onderwerpen.
Basilius van Caesarea
Het is ondoenlijk om in een recensie een samenvatting te geven van wat er in deze lijvige studie allemaal aan de orde komt. Ik kies één kerkvader uit ter illustratie. In hoofdstuk 11 komt Basilius van Caesarea (329-379), een van de zogenoemde Cappadocische Vaders (drie bisschoppen in de vierde eeuw), voor het voetlicht. Basilius heeft ons over het ambt en zijn eigen functioneren daarin uitgebreid geïnformeerd. We leren hem kennen als een man met ascetische tendensen en tegelijkertijd grote betrokkenheid bij het wel en wee van de kerk. Sterk benadrukt hij de eenheid van de kerk, waarbij de bisschoppen als leidinggevenden het goede voorbeeld moeten geven. De werkelijkheid was helaas vaak anders, met name doordat verschillende van Basilius’ ambtsgenoten aanhangers waren van de ariaanse dwaling. Arius ontkende zoals we weten de goddelijke natuur van Christus en hield zich dus niet aan het dogma dat tijdens het Concilie van Nicea in 325 is vastgesteld.
„Basilius zette zich krachtig in voor de interne organisatie van de kerk”
Basilius heeft niet alleen veel energie besteed aan het bewaren van de eenheid van de kerk rond het rechte belijden, hij had eveneens veel te maken met de overheid. Zo maakte hij mee dat keizer Julianus de Afvallige in 362 Caesarea bezocht, de kerkelijke goederen confisqueerde, de geestelijkheid onder militair gezag bracht en de christenen een zware belastingdruk oplegde. Later had hij te maken met de vijandig gezinde keizer Valens, die het arianisme wilde doordrukken. Basilius toonde zich onverzettelijk en onverschrokken, en was tegelijkertijd een waar diplomaat. Krachtig zette hij zich in voor de interne organisatie van de kerk, haar zelfstandigheid en haar mogelijkheden om los van staatssteun zichzelf te onderhouden.
Liefde als kern
De kern van Basilius’ ecclesiologie (kerkleer) is de liefde voor elkaar, overal en altijd. Hij laat het wat dat betreft zeker niet bij woorden alleen. Beroemd is zijn ”Basiliade”, een project ten behoeve van allen die op een of andere wijze hulpbehoevend waren. Hij realiseert een hele wijk, enkele kilometers buiten het centrum van Caesarea, met leprozenhuizen, vreemdelingenopvang, hotels, een hospitaal en voedselopslagplaatsen. Een revolutionair project, waarvan iedereen, ook niet-christenen, gebruik mocht maken. Om dit te kunnen realiseren spreekt de kerkvader fondsen uit zijn familiebezit aan en zamelt hij geld in bij de rijken en bij de provinciale autoriteiten. Een van zijn dagelijkse bezigheden is een bezoek brengen aan de leprozen. Het interesseert hem daarbij niet dat dit gevaar voor zijn eigen leven oplevert, want het gaat hem erom in alles Christus na te volgen. Deze inzet levert hem bewondering op bij de gemeenschap van Caesarea, die daardoor temeer bereid is om te luisteren naar zijn verkondiging.
„De bisschop is een levende paradox; hij is eenvoudig, dienstbaar, ascetisch, zorgzaam, gastvrij en vrijgevig” - Ben van den Baar, auteur
Positief oordeel
Van den Baar beschrijft in alle eerlijkheid de zwakten en gebreken van menige bisschop, maar zijn slotconclusie is positief: „De bisschop is een levende paradox: hij is eenvoudig, dienstbaar, ascetisch, zorgzaam voor de allerzwaksten in de samenleving, gastvrij en vrijgevig. Een dienstknecht van het Woord van Jezus Christus. En het zijn juist deze kwaliteiten, hem door de genade van God gegeven, waardoor hij het onweerstaanbare charisma heeft dat bij de hoogste wereldlijke instantie gezag afdwingt en hem ongevraagde macht bezorgt. De macht van eenvoud en dienstbaarheid aan God en de naastenliefde. Dit is het beeld van de bisschop vanaf het begin van de christelijke jaartelling tot de tweede helft van de vijfde eeuw.” In het licht van de uitvoerige beschrijving van het optreden van bisschoppen zoals Cyprianus, Eusebius van Caesarea, Hilarius van Poitiers, Athanasius van Alexandrië, de Cappadocische Vaders, Johannes Chrysostomus en Petrus Chrysologus is deze conclusie te billijken, al was een wat paradoxalere formulering op zijn plaats geweest. Ook trouwe bisschoppen bleven feilbare mensen met hun blinde vlekken en naast hen traden heel wat bisschoppen op die het meer om eigen eer en belang dan om de zuivere dienst van Christus te doen was.
Het is jammer dat de auteur het de lezer moeilijk maakt door niet te werken met alinea’s en tussenkopjes, terwijl citaten in het Duits, Engels en Frans onvertaald in de lopende tekst zijn opgenomen. Anderzijds is het boek uitstekend gedocumenteerd.
De bisschop in de vroege kerk. Verkenning van vijf eeuwen ambtsontwikkeling, Ben van den Baar; uitg. Groen; 557 blz.; € 32,99