Kerkrentmeesters, predikanten en gemeenteleden: ze houden wel van hun kerkgebouwen. Maar soms drukt dat erfgoed ook als een zware last op de schouders van een krimpende gemeente.
Op het congres ”Heilige Ruimte”, donderdag in de Oude en Nieuwe Kerk in Delft, stond een goed gebruik van kerkgebouwen centraal.
Door de Oude Kerk klinkt de stem van Anique de Kruijf. „Hier is het praalgraf van Tromp.” Tijdens de rondleiding door de kunsthistorica van Museum Catharijneconvent komen de bezoekers van het congres allemaal in de benen.
De eikenhouten kansel die in 1548, dus al voor de Beeldenstorm, is gemaakt, is het bestuderen waard. „De afbeeldingen van de evangelisten sloten juist goed aan bij het protestantisme. Daarom is deze preekstoel als een van de weinige gespaard tijdens de Beeldenstorm. Wat heeft die ambachtsman veel diepte aangebracht in die paar centimeter hout”, zegt De Kruijf bewonderend. Ze raadt beheerders van kerkgebouwen aan de expertise van het Catharijneconvent te gebruiken.
Macht
In De Kruijfs rondleiding van een klein halfuurtje komen allerlei geschiedenisverhalen tot leven. Dat sluit goed aan bij de lezing van dr. C.M.A. (Kees) van Ekris aan het begin van de middag. Hij noemt kerkgebouwen „compromissen”. „Het zijn niet alleen maar heilige gebouwen. Oude kerkgebouwen laten zien wie vroeger de touwtjes in handen hadden, waar de rijkdom zat.”
Wat Van Ekris betreft, hoeft een kerk niet per se mooi te zijn. „In Ochten, waar ik mijn jeugd doorbracht, heb je de Dorpskerk, een onopvallende kerk uit de tijd van de wederopbouw. Ze heeft geen traditie, zoals de hervormde kerk in Kesteren. Ze heeft ook geen allure, zoals de Cunerakerk in Rhenen. In de oorlog is Ochten gebombardeerd . Na de oorlog is de kerk in Ochten in haast opgebouwd. Dat zegt veel. We konden het niet verdragen dat er geen kerk meer was.”
Die geschiedenis en Van Ekris’ herinneringen maken de kerk in Ochten voor hem juist een bijzondere plek. „Heilige handelingen, die geven een kerkgebouw een impuls van heiligheid.”
„Heilige handelingen geven een kerkgebouw een impuls van heiligheid” - Dr. C.M.A. van Ekris, Theoloog des Vaderlands
Predikante S.H. (Saar) Hoogendijk van de Lebuïnuskerk in Deventer herhaalt die woorden nog eens, boven haar kopje thee in de pauze. „We hebben een prachtige kerk in Deventer. We vieren er elke zondag onze diensten. Toch vragen mensen vaak: is deze kerk nog in gebruik? We hebben als kerk veel uit te leggen over wat we doen.”
Waar de gemeente van de Lebuïnuskerk mee worstelt, is hoe ze het oude gebouw kan onderhouden. „Ons kerkgebouw is gratis toegankelijk voor bezoek. Maar met de vrijwillige giften die gasten geven, kunnen we ons kerkgebouw echt niet bekostigen.”
Niet gratis
Die worsteling komt ook naar voren in de lezing van Jos Wienen, burgemeester van Haarlem. Maar weinig kerken kunnen rondkomen van de bijdrage van eigen leden alleen. Monumentale kerken kunnen entreegelden heffen.
Als voorbeeld noemt Wienen ‘zijn’ Bavo, waar hij vanuit het gemeentehuis zo op uitkijkt. „De protestantse gemeente telt op zondagmorgen in de dienst zo’n honderd bezoekers. Die gemeente moet dan twee grote gebouwen onderhouden. Dat kan alleen met behulp van al die donaties van toeristen.”
Juist om kerkgebouwen met minder allure te behouden voor de toekomst, is het volgens Wienen belangrijk om een wisselwerking te creëren tussen kerk en omgeving. „In Haarlem hebben we nagedacht: wat hebben kerken een geseculariseerde stad te bieden? Een heel mooi voorbeeld daarvan vind ik Het Open Huis. Dat is een kerk in Schalkoord, een wijk waar het gemiddelde inkomen en de levensverwachting het laagst zijn van de stad. Geen kerk in Haarlem die zo haar omgeving weerspiegelt als Het Open Huis. Het is een buurthuis, en daar hebben wij als gemeente niks aan gedaan.”
„In Haarlem hebben we nagedacht: wat hebben kerken een geseculariseerde stad te bieden?” - Jos Wienen, burgemeester van Haarlem
Moorin
Het middaggedeelte van het congres wordt besloten met een bijdrage van theoloog Heleen Zorgdrager, werkzaam als hoogleraar aan de PThU. „Een lesje bewustwording”, zo noemt de dagvoorzitter haar lezing. Zorgdrager: „Piet Hein, die in dit gebouw een praalgraf heeft, veroverde de Zilvervloot op de Spanjaarden. Zilver dat gedolven was door slaafgemaakte Afrikanen. Kerkenraadsleden verdienden hun geld uit de plantage-economie, geld dat ze ook weer inlegden in de armenkas.”
Er is ook een keerzijde, weet de hoogleraar. „In dit kerkgebouw zijn tot slaaf gemaakten gedoopt. In 1732 bijvoorbeeld, „een Moor en Morin”, met de namen Hannibal en Andrea. Hoe hebben zij dit kerkgebouw ervaren? Voelde deze plek voor hen eigen, heilig? En welke relatie hebben hun nazaten met deze kerk?”
Zorgdrager pleit voor een „meerstemmig perspectief” op heilige ruimten. Ze laat zich inspireren door de visie die anglicaanse theologen schreven op de omgang met omstreden kerkelijk erfgoed. „Die zeggen: Laat de kerk een plaats zijn die alle mensen in staat stelt om God te loven.”
Een voorbeeld van goede omgang met het verleden vindt de theoloog de tentoonstelling over moderne slavernij die nu in de Oude Kerk te zien is. De hoogleraar stelt kerken voor om bij te dragen aan discussie en bestaande beelden van de geschiedenis te laten verstoren. „De kerk heeft in het verleden heilige plekken van tot slaaf gemaakten afgepakt. We mogen nu helende ontmoetingen creëren, al kan dat spannend zijn. Want hoe reageren we als voor deze kansel een wintipriester een plengoffer wil brengen ter nagedachtenis aan haar voorouders?”