De oprichter van Herenboeren, Geert van der Veer, vindt dat Nederland zuinig moet zijn op zijn boeren. „Slechts 0,3 procent van onze bevolking is bereid zich dagelijks in te zetten voor de productie van ons voedsel.” Maar dat moet en kan duurzamer, stelt hij.
Om dat aan te tonen, zette hij Herenboeren in 2013 als burgerbeweging op de kaart. Het concept werkt via lokale groepen enthousiastelingen. Zo’n groep trekt de kar, werkt een plan uit en richt een coöperatie op. Als ongeveer 250 huishoudens zich aansluiten, kan een herenboerderij van start gaan.
Herenboeren bestaat ruim tien jaar. Wat hebt u bereikt?
„Het meest tastbaar zijn natuurlijk de 21 gerealiseerde herenboerderijen, plus nog eens 37 die in ontwikkeling zijn. We groeien met drie of vier boerderijen per jaar.
Door burgers zelf voedsel te laten produceren, wil ik een paar dingen bereiken. Allereerst krijgen ze meer verbinding met de natuur. Ze ervaren bijvoorbeeld hoe belangrijk het klimaat is. Verder hoop ik dat ze genuanceerder gaan denken over landbouw. Belangrijk is ook dat consumenten meepraten over het voedselsysteem en dat ze dit niet alleen aan de politiek en het bedrijfsleven overlaten.
Toen we de tien herenboerderijen voorbij waren, kwamen we in beeld bij het ministerie van Landbouw en andere partijen. Zo mocht ik vorig jaar aanschuiven bij de onderhandelingen over het Landbouwakkoord.”
Die liepen op niets uit. Hoe kijkt u naar de toekomst van de Nederlandse landbouw?
„Ik denk dat we van onderop moeten laten zien dat het anders kan. In 2012 heb ik op een rijtje gezet welke uitdagingen er op de landbouw afkwamen. Ik zag er meer dan veertig, waaronder afhankelijkheid van subsidies, afnemende biodiversiteit, aantasting van de natuur en de afstand van mensen tot de voedselproductie. Dat alles leidt ertoe dat er in de samenleving ongenuanceerd over boeren en landbouw wordt gesproken. Hoe kun je op die uitdagingen een antwoord bedenken? Herenboeren is een van de antwoorden.”
Twee doelen die Herenboeren zich stelt zijn burgers betrekken bij de voedselproductie en versnelling van de landbouwtransitie. Welke vindt u het belangrijkste?
„Volgens mij is het eerste nodig om het tweede te bereiken. De transitie van de landbouw slaagt alleen als het hele systeem erachter staat. Dat geldt voor de supermarkten, maar ook voor ons als individuele consumenten. Zonder steun vanuit de maatschappij kunnen boeren niets.”
Leden van een herenboerderij kopen ook nog wel voedsel in de supermarkt. Blijft intensieve, productiegerichte landbouw nodig?
„Er moet wél een vorm van landbouw blijven bestaan naast concepten als dat van ons. Daar sta ik heel nuchter in. Maar ik denk niet dat die landbouw intensief moet zijn. Het huidige systeem heeft de ecologische grenzen bereikt. Privé kies ik voor biologisch, maar dat zal zeker niet voor alle herenboeren gelden.”
Herenboeren mikt op de consument om de hoek, maar de Nederlandse landbouw voedt tientallen miljoenen mensen in de cirkel Londen-Parijs-Berlijn. Hoe belangrijk vindt u dat?
„Gaat het daarbij om voedsel produceren voor de wereld of geld verdienen? Ik denk dat het momenteel vooral om het laatste draait. Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk hebben zelf een goed draaiende landbouw. Export daarnaartoe heeft niets met honger in de wereld te maken.
Dan kom je op de vraag wat onze verantwoordelijkheid is in onze vruchtbare delta. In hoeverre is wat we willen in ons dichtbevolkte land haalbaar? Zoals het nu gaat, lopen we vast.
Ik denk dat we zuinig moeten zijn op de boeren die we hebben. Nederland telt 49.000 boeren op 18 miljoen consumenten. Dat betekent dat 0,3 procent van de bevolking bereid is om dagelijks bezig te zijn met de productie van voedsel voor de rest. Het is gevaarlijk om alleen maar boeren uit te willen kopen, gezien de risico’s voor de voedselzekerheid, zoals de klimaatverandering. Het is beter om ze te helpen bij het maken van de omslag naar duurzame productie. Tijdens de onderhandelingen over het landbouwakkoord heb ik gezegd: We hebben 24 miljard euro te vergeven, geef elke boer een half miljoen om die omslag te maken.”