Onderwijs & opvoedingAchtergrond

Zo haalden (groot)ouders hun zwemdiploma

Noem op een verjaardag het woord zwemles en de ervaringen buitelen over elkaar heen. Als er ouderen bij zijn, worden de verhalen het spannendst. Wat zijn de verschillen tussen toen en nu?

Marwim Schultz
17 May 2024 17:29Gewijzigd op 17 May 2024 18:52
Beeld RD, Joanne van de Riet
Beeld RD, Joanne van de Riet

Onvoorstelbaar: in de jaren 60 kostte een jaar zwemles 10 gulden. Dat staat op een oude prijslijst. In 2024 betaal je per jaar ruim 600 euro voor een wekelijkse les. Zwemonderwijs wordt zodoende voor steeds meer mensen onbereikbaar, blijkt uit cijfers van het CBS. Sinds 2018 moeten ouders gemiddeld 30 procent meer betalen voor zwemles, met uitschieters tot 70 procent, bleek vorige week uit onderzoek van Nieuwsuur. Een heel verschil met zestig jaar geleden. Maar de gestegen tarieven zijn niet de enige verandering in de zwemleswereld.

Neem een zwemles in 1966. De badmeester staat naast het zwembad en geeft met zijn brommerige stem de gedwee luisterende jongens en meisjes instructies. Twee kinderen houden een metalen stok vast, ter hoogte van de waterspiegel. De anderen moeten daar om beurten onderdoor zwemmen, dus met hun hoofd onder water. „Jullie durven het best”, zegt de badmeester. „Niet optillen die stok, niet smokkelen hoor, denk erom”, waarschuwt hij zijn twee helpers.

Het is de beurt aan een jongetje van een jaar of zes met bruin haar en een zwart-witte zwembroek aan. Zijn hoofd gaat langzaam naar beneden, richting de stok. Zodra het puntje van zijn kin het water raakt, schiet zijn hoofd terug. Poging mislukt. „Toe maar, hup! Ineens douwen, ineens onder water met je hoofd”, stimuleert de badmeester. De neus van het jochie raakt het water, maar opnieuw deinst hij terug. Zijn ogen en mond trekken samen, z’n hoofd wordt helemaal rood en er ontsnapt een zielig gekreun uit z’n keel; een seconde later huilt hij hardop.

Dit voorval is te zien in de documentaire ”De stem van het water (1966)”, van Bert Haanstra. De met camera vastgelegde zwemles is tekenend voor het zwemonderwijs in de jaren zestig. De kinderen moesten in zwembaden –waar soms het kroos nog in dreef– twee dingen leren: onder water durven en de zwemslagen beheersen. Hoe dan ook. De schoolslag en de rugslag, die stonden centraal. Niet het kind, met zijn beleving van het geheel.

Pedagogiek

Dat is in de 21e eeuw wel anders, vertelt zwemexpert Titeke Postma, bewegingswetenschapper en oud-medewerker van de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ). Er wordt volgens haar tegenwoordig juist wel rekening gehouden met pedagogiek tijdens zwemlessen.

„Kinderen zwemvaardig maken is meer dan het aanleren van de school- en de rugslag”, legt ze uit. „Het is nodig dat ze eerst wennen aan het water. Dat kinderen zich prettig en ontspannen voelen in het water is een voorwaarde om goed te kunnen leren. Naderhand maken ze zich de basisvaardigheden eigen. Dan kunnen ze vooruitkomen, durven ze onder water en vervolgens weer boven water te komen en uiteindelijk kunnen ze drijven.”

De zwemles van nu moet leuk en kindvriendelijk zijn. De groepen zijn kleiner geworden. Hierdoor kan de zwemdocent meer aandacht aan ieder individu geven. „De lessen zijn ook op een speelse manier ingericht. Zo wordt er gebruikgemaakt van spelelementen. Kinderen moeten bijvoorbeeld goudstukken opduiken. Ook attributen als flippers of pionnen maken deel uit van de zwemles”, vertelt Postma.

„Als kinderen het water leuk vinden, gaan ze door met zwemmen” - Titeke Postma, zwemexpert

„Als kinderen genieten van het water, gaan ze ook na het behalen van hun diploma door met zwemmen”, zegt Postma. En dat is belangrijk. Want als een vijfjarige zijn diploma haalt en hij op zijn vijftiende in het water valt zonder tussentijds geoefend te hebben, heeft hij een probleem. Het is essentieel dat mensen zo nu en dan blijven zwemmen. Want al raken ze in paniek als ze in het water vallen, motorisch is hun veiligheid dan wel in orde.”

Gratis zwemlessen

Zwemlessen op zichzelf zijn al meer dan honderd jaar oud. Maar dat ze voor iedereen beschikbaar zijn, is minder lang het geval. „In de negentiende eeuw was zwemmen vooral voor de wat rijkere mensen”, vertelt zwemarchivaris Ron Wessels. „De eerste zweminrichtingen waren particuliere badhuizen. Die waren alleen voor mensen die het konden betalen.”

Toch vonden de gegoede mensen toen al dat zwemvaardigheid belangrijk is in een land met zo veel rivieren en kanalen. „De arme mensen hadden ook zwemles nodig. Daarom richtten de gegoede burgers in 1870 de eerste zwemclub van Nederland op, in Amsterdam. Zij begonnen met het geven van gratis zwemlessen. Eerst was het de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen die hen subsidieerde”, vertelt Wessels. „Later deed ook de gemeente Amsterdam dat.”

Na de eeuwwisseling kregen kinderen vooral les in buitenbaden. „In de jaren 30 waren er in Delft zo veel gegadigden, dat niet alle leerlingen elke week les konden krijgen”, weet Wessels. „Daarom zwommen de jongens de ene week, en de meiden de week daarna. Omdat er in de jaren erna meer binnenzwembaden kwamen, kon er het hele jaar door zwemles gegeven worden.”

„De ene week zwommen de jongens, de meiden de week erna” - Ron Wessels, zwemarchivaris

In het bad zelf kwamen er ook hulpmiddelen aan te pas. Voorbeelden staan op de website van Wessels, lezenoverzwemmen.nl . Zo werden kinderen in een tuigje gehangen, dat bevestigd was aan een soort hengel. Die kon de badmeester vasthouden om te voorkomen dat het kind zou verdrinken. Ook kurken of plankjes behoorden tot de uitrusting. En niet te vergeten, de beruchte haak. Als een kind dreigde te zinken, werd de haak om het lijf heen geslagen. Soms kwam de punt dan onzacht in de nek terecht. Sommige kinderen leerden droogzwemmen. Op een houten constructie, een soort bank, leerde het kind al hangend de zwemslagen.

Tegenwoordig komen dat soort praktijken niet meer voor, stelt zowel Wessels als Postma. Er is meer aandacht voor veiligheid en pedagogiek in het zwembad. Hoewel er volgens Postma nog zwembaden zijn die het op de oude –onpedagogische– manier doen. „Er zullen altijd kinderen blijven die niet van zwemmen houden, en die dus huilend het water ingaan. Maar het zijn er wel stukken minder dan vroeger.”

Meelijwekkende situaties zoals die van het jongetje met de zwart-witte zwembroek dat niet kopje-onder durfde, zijn dus steeds zeldzamer. En dat is maar goed ook, vindt Postma. „We willen dat kinderen zich kunnen redden in het water. Dát is het doel van zwemles.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer