Lale Gül: Ik zou soms best willen dat ik het kon, gelovig zijn
Lale Gül werd drie jaar geleden in één klap beroemd met haar autobiografische boek ”Ik ga leven”. Nu ligt er een tweede boek: ”Ik ben vrij”. Wat doet het met een mens om zó veel succes te hebben en tegelijkertijd zó afgewezen en bedreigd te worden?
Haar eerste interviewtje stond in het Reformatorisch Dagblad, vijf jaar geleden. Ze was toen een van de zes jongeren die de laatste lichting vormden van de studie Nederlands aan de Vrije Universiteit. Ze wilde schrijver worden, vertelde ze.
Nu, vijf jaar later, ís ze schrijver – een schrijver om wie niemand heen kan. Vriend en vijand kunnen niet anders dan erkennen dat ze, op 26-jarige leeftijd, een belangrijke plaats in het publieke debat heeft veroverd. Met haar column in Het Parool, haar optredens in binnen- en buitenland en vooral: haar boeken die een onderwerp aansnijden dat geen andere Nederlandse schrijver lijkt aan te durven.
In ”Ik ga leven” (2021) vertelde ze het verhaal van haar jeugd in een streng religieus Turks gezin in Amsterdam, en hoe ze zich vrijvocht uit de islamitische gemeenschap. Het boek kreeg enorm veel aandacht in binnen- en buitenland, maar leverde haar ook veel haat en doodsbedreigingen op. Het weerhield haar er niet van om een vervolg te schrijven, ”Ik ben vrij”, dat sinds vorige week in de boekhandel ligt. Daarin beschrijft ze hoe het verhaal verder is gegaan: de woede van haar familie na haar eerste tv-optreden, de bedreigingen die volgden, de pogingen om haar nieuwe leven vorm te geven.
Voor christelijke lezers zijn Güls boeken soms heftig om te lezen, niet alleen door de inhoud (met veel nadruk op het benauwende karakter van religie), maar ook door de vloeken en de seksscènes hier en daar. Zelf benoemt ze het probleem meteen: „De lezers van het Reformatorisch Dagblad zijn christelijk, hè? Dan moet ik een beetje op m’n woorden letten. Misschien denk je dat ik anti religie ben, maar dat ben ik niet. Ik ben alleen anti onderdrukking.”
Wat bedoel je precies met onderdrukking?
„Als je, uit naam van je religie, mensen dwingt om tegen hun zin dingen te doen. Ik heb het zelf meegemaakt: als vrouw word je gedwongen tot een leven waarin je zo snel mogelijk moet trouwen en kinderen krijgen, je moet een hoofddoek op en een lange jurk aan, je mag je niet bezighouden met intellectuele zaken, je mag geen leiding geven, je mag geen geestelijke zijn. Dat zie je ook bij orthodoxe joden en christenen. Ze zijn tegen abortus en tegen vaccinatie, ze vinden dat je geen homo mag zijn en dat vrouwen ondergeschikt moeten zijn aan mannen. En daar ben ik heel erg op tegen.”
„De lezers van het Reformatorisch Dagblad zijn christelijk, hè? Dan moet ik een beetje op m’n woorden letten” - Lale Gül, schrijver
Omdat de regels van de traditie botsen met je eigen gevoel?
„Ik heb moeite met dingen die ik niet snap. Ik heb vrienden die homo zijn, en vriendinnen die verliefd worden op een niet-moslim. Zulke gevoelens mogen er in de islamitische wereld niet zijn. Die mannen en vrouwen worden gedwongen tot een leven waarin ze een toneelstuk moeten opvoeren. Dat lukt dan natuurlijk toch niet, ze gaan liegen, of een dubbelleven leiden, of ze worden depressief, en sommigen plegen zelfs zelfmoord. Of, ander voorbeeld, besnijdenissen. Ik ben erbij geweest toen mijn broertje besneden werd. Hij krijste zo erg, ik heb daar als kind wekenlang niet van geslapen. Dat snáp ik gewoon niet, waarom dat moet. Maar ik heb geen moeite met regels die ik snap. Er zijn natuurlijk altijd wetten en regels in de samenleving. Niet stelen, niet moorden, goed met elkaar omgaan.”
Maar hoe bepaal je wat goed of fout is, als je alleen maar op jezelf kunt afgaan? Als er geen bron van gezag buiten jezelf is?
„Ik heb me in elke religie verdiept, maar ik kon er nooit in geloven. Zelfs niet voor mijn familie. Mijn moeder wil mij alleen vergeven als ik weer moslim word. Maar dat kan ik niet. Trouwens, ook als ik christen zou willen worden, zou ik de hele tijd denken: het kan allemaal net zo goed door mensen verzonnen zijn. Ik wil er dan tóch bewijs voor zien.”
Niemand kan een ander dwingen om in God te geloven. Dat blijft een kwestie van persoonlijk overtuigd raken.
„Ik zou soms best willen dat ik het kon, gelovig zijn. Ik ben niet atheïstisch, ik ben agnostisch. Ik zeg niet: Er is geen God. Ik weet het niet. Daar wil ik bescheiden in zijn. Maar het zou me wel fijn lijken om echt ergens in te geloven, zonder vraagtekens, zonder tegenstrijdigheden. Atheïsme heeft geen verhaal. Dat alles toeval is, dat alles geen enkele zin heeft, dat de kwade mensen niet gestraft worden en de goede mensen niet beloond… Dat er niets is na de dood, dat je je dode oma nooit meer zult terugzien… En wat heb je als atheïst om aan je kinderen door te geven? Stel, ik had een kind, dan zou ik het moeilijk vinden om te zeggen: „Waartoe zijn wij hier op aarde? Dat moet je maar zelf uitvogelen. Wie jou gemaakt heeft, waar je naartoe gaat, ik heb geen idee. Ik denk dat het allemaal stom toeval is.” Dat is toch weinig inspirerend.”
Je zei net: Een christelijke krant, dan moet ik op m’n woorden letten. Waarom?
„Ik snap dat gelovige mensen het soms schokkend vinden, wat ik zeg. En ik wil mensen niet beledigen.”
Terwijl je toch in je nieuwe boek het „recht om te kwetsen” verdedigt.
„In mijn boek gaat het over kunst maken. Als je een boek schrijft, een cartoon tekent, een film maakt, dan zijn er geen grenzen. Dan mag je iedereen en alles beledigen, vind ik. Maar als ik een-op-een met iemand praat, dan is dat een heel andere setting. Dan vind ik dat ik rekening moet houden met die ander. Dat is een kwestie van fatsoen. Alleen als ik schrijf is het anders.”
Maar niet elke lezer kan dat onderscheid maken.
„Veel mensen kijken mijn familie erop aan, op wat ik schrijf, en daardoor heb ik regelmatig last van schuldgevoelens. Heb ik wel het recht om mijn ouders, mijn familieleden als personages in mijn boek op te voeren en in een kwaad daglicht te stellen? Zij hebben daar niet om gevraagd, maar toch heeft heel Nederland een mening over hen. En hun eigen omgeving neemt het mijn ouders kwalijk dat ze mij niet beter hebben opgevoed. Mijn moeder is depressief, ze schaamt zich voor wat ik heb gedaan. Ik heb haar leven kapotgemaakt. Héb ik dat recht wel? Maar zij heeft mijn leven ook kapotgemaakt, denk ik dan. Ik heb geen contact meer met mijn ouders, voor mijn moeder besta ik niet meer. Ze heeft herhaaldelijk gezegd dat ze wilde dat ik dood was. Alleen mijn broertje en mijn zusje spreek ik soms nog. Maar uiteindelijk is het zo dat ik dit verhaal wil vertellen. En dat kan niet zonder dat ik het ook over mijn familie heb.”
Was dat grotere doel alle afwijzing en bedreiging waard?
„Dat maak ik mezelf in elk geval wijs. En ik zie het ook echt aan de reacties die ik krijg. Daar kan ik heel blij van worden: dat mijn verhaal iets verandert in de levens van mensen. Dat ze voor zichzelf durven kiezen. Ik ben een geëngageerde schrijver, ik wil mensen aan het denken zetten, hen bewegen om iets te doen met hun leven. Dát is waarom ik schrijf.”
De titels van je boeken lezen als een program: ”Ik ga leven”, ”Ik ben vrij”. Wat is dat precies, leven, vrij zijn?
„In mijn eerste boek ging het vooral om vrij zijn van het juk van mijn ouders. Ik voelde me vastzitten in een keurslijf van regels: niet naar het strand, geen alcohol, geen mannelijke vrienden of homovrienden, niet daten, geen schoolreis, geen make-up, geen Kerst of Pasen vieren, en wél een hoofddoek dragen en geconfronteerd worden met mannen die met me wilden trouwen. Ik wilde als een gewone Nederlandse vrouw leven, zonder te hoeven liegen, zonder geslagen te worden door mijn moeder of 2300 keer gebeld te worden door mijn vader als ik niet op tijd thuis was.”
„De afgelopen jaren heb ik honderden doodsbedreigingen gehad” - Lale Gül, schrijver
Toch vraag je je in je tweede boek geregeld af hoe vrij je nu uiteindelijk bent.
„De vrijheid had in mijn geval een hoge prijs. De afgelopen jaren heb ik honderden doodsbedreigingen gehad, omdat ik de eer van de familie en de islamitische gemeenschap heb aangetast. Iemand die mijn gezicht in een onthoofdingsfilmpje had gemonteerd en had gegoogeld op ”Hoe kan ik een wapen kopen?” heeft een jaar vastgezeten, maar die loopt nu weer rond. Daarom draag ik een pet en een zonnebril als ik naar buiten ga. Ik heb soms beveiliging nodig. En ik zeg vaak nee: tegen lezingen waar het publiek gratis toegang heeft, tegen vertalingen in het Arabisch, tegen optreden in een BBC-documentaire. Allemaal om te voorkomen dat ik mezelf op de radar zet bij extremisten.”
Je hebt dit nieuwe boek, behalve aan je overleden oma, ook opgedragen aan je zusje. Denk je dat ze het straks gaat lezen?
„Dat hoop ik. Maar mijn zusje is dertien, ze gaat naar de Koranschool, ze draagt een hoofddoek, ze is erg religieus en daardoor keert ze zich de laatste tijd ook van mij af. Op het moment is ze helemaal geobsedeerd door Israël en Palestina. Als ik per ongeluk voorstel om een McFlurry te halen is ze kwaad –alsof ik het expres doe– want McDonald’s moet je, net als Starbucks, boycotten vanwege de banden met Israël. Maar ik doe alles om het haar naar de zin te maken. Geen varkensvlees in huis als ze komt, geen wijn, geen dadels uit Israël, geen foto van een Nederlandse vriend. Omdat mijn schuldgevoel ten opzichte van haar heel groot is. Zij heeft door mij vrienden verloren, ze is gepest, zelfs op vakantie in Turkije kan ze er niet aan ontkomen dat iedereen het over mijn boek heeft. Zij heeft er ook niet om gevraagd mijn zusje te zijn.”
Je schrijft over de gesprekken die je voert met een psycholoog – dat verhaal is nog lang niet afgelopen. Waar hoop je dat het gaat eindigen?
„Ik wil nog steeds leven en vrij zijn. Dat betekent nu: veilig zijn en me losmaken van de schuldgevoelens ten opzichte van mijn familie. Ik zou willen dat ik dat hoofdstuk kon afsluiten. En dan reizen, een keer gelukkig zijn in de liefde, genieten van kunst, mooie gesprekken hebben met vrienden… Zonder al die verdrietige dingen. Gewoon leven, zonder me belaagd of bedreigd te voelen. Dat is een hoge prijs waard.”