Kom over en Help vijftig jaar: „Die roep, om te komen en te helpen, daar antwoord je op”
Al vijftig jaar verleent stichting Kom over en Help hulp in voormalig communistische landen in Oost-Europa. In gesprek met directeur Gerben Heldoorn (48) over Bijbels smokkelen, zelfredzaamheid en noodhulp in onder meer Oekraïne.
Het begon allemaal met het smokkelen van Bijbels en christelijke lectuur naar het voormalige Oostblok. Het bleek het begin te zijn van de stichting Kom over en Help, die zich nu een halve eeuw inzet voor mensen in Oost-Europa. De Bijbels en boeken, die hard nodig waren in Oost-Europa, vonden er hun weg.
Een veelgebruikte dekmantel was de familievakantie. Op weg met de caravan of vouwwagen –voorzien van een dubbele bodem, gevuld met boeken– reisden families naar hun ‘vakantieadres’ achter het IJzeren Gordijn.
Helemaal zonder gevaar waren die reizen zeker niet, stelt directeur Heldoorn. „Het was best spannend aan de grenzen, want daar werd goed gecontroleerd. Ooit zou een transport ontdekt zijn, maar dat is goed afgelopen.”
De mensen die je over die periode spreekt, vertellen dat het een spannende tijd geweest is, zegt hij. „Maar het was vooral ook een zaak van gebed en roeping. Die roep, om te komen en te helpen, daar antwoord je op. Dat typeert ook de aanpak in de vijftig jaar dat de stichting nu bestaat.”
„ De mensen die je over de begintijd spreekt, vertellen dat het spannend kon zijn, maar vooral ook een zaak van gebed en roeping was” - Gerben Heldoorn, directeur Kom over en Help
Evangelisatiekamp
De directeur is al jarenlang betrokken bij het werk in Oost-Europa. Als jonge student van destijds het Saldenus College gaat Heldoorn samen met een vriend helpen in Krimpen aan den IJssel. Daar zijn dan kinderen uit Oekraïne te gast op uitnodiging van Kom over en Help. Later reist hij naar Oost-Europa om mee te helpen in evangelisatiekampen. Jarenlang zet hij zich als vrijwilliger in voor de stichting, onder andere als voorlichter.
Als dat werk stopt, solliciteert hij als bestuurslid. Op dat moment is Heldoorn werkzaam in het onderwijs. In 2019, als er veel wisselingen op kantoor zijn, wordt hij van verschillende kanten gewezen op de directeursvacature van de organisatie. Eerst duwt Heldoorn die vraag weg. „Zo’n wisseling van een bestuurlijke naar een uitvoerende rol kan goed gaan, maar dat is niet vanzelfsprekend. Uiteindelijk ben ik benoemd als directeur. Ik ben geroepen om te dienen. God brengt dingen in het leven op je pad. Toen ik als student drie weken zomervakantie besteedde aan het werk van Kom over en Help, zag ik dat nog niet. Nu, terugkijkend, merk ik hoe God alles heeft geleid en hoe ik van betekenis mag zijn voor broeders en zusters uit andere culturen. Daarbij vallen de culturele verschillen vaak weg. Voor hen en ons geldt dat we dienstbaar zijn en geroepen op de plek waar we door God gesteld zijn.”
Rijkdom
Heldoorn gaat om die reden graag op reis naar de landen waaraan de stichting zich verbonden heeft. In de vergaderzaal van het kantoor van Kom over en Help in Nijkerk vertelt de gedreven directeur hoe hij in Moldavië op de rand van een bed van een oude vrouw zat. „Niemand keek meer naar haar om. Ze lag al jaren op bed. Toen ik naast haar zat, vertelde ze dat ze blij was dat mensen niet meer zo oud worden als in de tijd van de Bijbel, maar dat ze binnenkort naar Huis zou mogen. Dat zijn momenten die je niet meer kwijtraakt. Het beïnvloedt je eigen staan in Gods wereldwijde kerk en de Nederlandse kerkelijke traditie. Door andere gelovigen te spreken in heel andere omstandigheden ga je de rijkdom van Gods Koninkrijk zien – en ervaar je dat dat veel breder is dan enkel de reformatorische gezindte.”
De stichting begon ooit als vrijwilligersorganisatie. In de loop van de jaren zagen de bestuursleden de hulpvragen en de complexiteit ervan toenemen. Daarom werd de vrijwilligersorganisatie omgeturnd tot een professionele organisatie met betaalde medewerkers. Tegelijk is de figuurlijke afstand niet groter maar eerder kleiner geworden, signaleert Heldoorn. „We kunnen nog steeds in de auto stappen en naar Oekraïne of Moldavië rijden om de mensen op te zoeken die geholpen worden. Dat is het mooie; het is niet ver weg maar nabij.”
De contacten met de lokale partners maken dat de relatie goed is, stelt Heldoorn. „Dan is alles bespreekbaar, ook als de keuze gemaakt moet worden om te stoppen met de hulpverlening aan een bepaald project of land.”
De vraag uit Oost-Europa veranderde in de loop van de jaren. „In de begintijd van de stichting steunden we, naast Bijbelsmokkel, evangelisatie in Oost-Europa. Nederlandse vrijwilligers hielpen bij kinderkampen of het opknappen van kerkgebouwen. Na verloop van tijd verschoof de focus naar hulp aan kinderen en gezinnen.”
Vakopleiding
Het huidige beleidsplan zet sterk in op zelfredzaamheid. Een belangrijk speerpunt, omdat mensen dan niet meer afhankelijk blijven van hulp. Bij zelfredzaamheid komen er drie aandachtspunten om de hoek kijken, vertelt Heldoorn. „In de eerste plaats bieden we educatie en zorgen we voor dagopvangcentra. Kinderen krijgen een maaltijd, horen een verhaal uit de Bijbel en ontvangen hulp bij het maken van hun huiswerk. Daarnaast kijken we waar we jongeren kunnen helpen met een vakopleiding. Als ze die gevolgd hebben, blijkt dat er minder behoefte is om het land te verlaten. Daarmee krijgt ook het tweede –belangrijke– aandachtspunt vorm: zelf activiteiten ontplooien die inkomsten genereren op de langere termijn. Mensen kunnen dan voor zichzelf zorgen. Tot slot is er maatschappelijke zorg. Het mooist is als het land waar we werken, dat zelf gaat organiseren. De netwerken zijn er vaak wel.”
Veel ouderen in Oost-Europa kijken desondanks nog met enig heimwee terug naar de tijd van het communisme, aldus Heldoorn. „Iedereen had eten en toegang tot een basale vorm van gezondheidszorg. Voor de kerk was het ook zeker niet de slechtste tijd, hoewel vrijheid er feitelijk niet was.”
Digitaal
De stichting richt zich op landen in Oost-Europa die een communistische achtergrond hebben. Daar weet ze zich geroepen om „hulp te bieden en op alle mogelijke manieren verlichting te brengen. Zo wordt ook het Evangelie gedeeld. Corona zorgde ervoor dat de hulp steeds meer op afstand en digitaal georganiseerd wordt. De oorlog in Oekraïne maakte dat we het van de een op andere dag druk kregen met het bieden van noodhulp.” De organisaties waarmee Kom over en Help samenwerkt, bleven in het land.
Het karakter van de traditionele werkbezoeken veranderde door de technische mogelijkheden. Heldoorn: „Gesprekken over rapportages en financieringen vinden nu meer online plaats. Het werkbezoek steekt meer in op verbinden en bemoedigen. Gewoon bij de mensen zijn, met hen eten en slapen in hun huis. Bij voorkeur ben ik er ook op zondag. Dan kan ik een bemoediging uit de Bijbel laten horen en de groeten overbrengen namens de collega’s, het bestuur en onze ruim 17.000 donateurs.”
Noodhulp
Als een land toetreedt tot de Europese Unie, wordt de steun van Kom over en Help afgebouwd. Daarom is het mogelijk dat de komende jaren afscheid genomen gaat worden van Albanië, Georgië en Oekraïne. Als een land eenmaal lid is, duurt het afbouwtraject altijd nog drie tot vijf jaar.
Twee jaar geleden oriënteerde de hulpverleningsorganisatie zich op het bieden van hulp aan Kirgizië. Nog voor die verkenning was afgerond, viel Rusland Oekraïne binnen. De hulpvraag uit dat land schoot omhoog en de oriëntatie op Kirgizië kwam op de plank te liggen.
De noodhulpactie voor Oekraïne bracht zo’n 3 miljoen euro op, een ruime verdubbeling van de reguliere inkomsten. „Door het grote netwerk in Oekraïne en de samenwerking met organisaties die daar al actief zijn, kon er vanaf de tweede dag van de oorlog hulp worden geboden.”
Directeur Heldoorn reisde daarom opnieuw naar Oekraïne en trof een land in oorlog aan. „Mensen gaan niet even gemakkelijk daarheen. Maar als je er komt, wordt dat enorm gewaardeerd.”
„Mensen gaan nu niet even gemakkelijk naar Oekraïne – maar als je er komt, wordt dat enorm gewaardeerd” ” - Gerben Heldoorn, directeur Kom over en help
Die reizen zijn overigens niet helemaal zonder gevaar. Tien minuten nadat Heldoorn een gebouw in Tsjernihiv had verlaten, sloeg er zonder enige waarschuwing een raket in. Toch zou de directeur van de hulpverleningsorganisatie er niet voor thuisblijven: „Ik heb gezien hoe belangrijk het bezoek voor de mensen was. Samen hebben we gehuild, gelachen en bezochten we kerken en begraafplaatsen. Het gesprek met vluchtelingen en hulpverleners had zo veel impact dat ik morgen zo weer zou gaan.”