De omvang van de lelieteelt groeit, zegt Adema, en die sector gebruikt veel meer bestrijdingsmiddelen dan andere vormen van landbouw. Aan de ene kant vertrouwt de minister erop dat de chemische middelen veilig zijn, omdat ze zijn toegelaten door de autoriteiten die daarover gaan. „Maar het blijven chemische middelen. En onze ambitie zou toch moeten zijn om chemische middelen zoveel mogelijk te beperken.” Daar voegt hij aan toe: „Lelieteelt heeft niets voedselzekerheid te maken.”

De keuze over de maatregelen laat Adema aan een volgend kabinet. „Ik denk dat het voor elk kabinet van belang is om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te beperken. Dat geldt ook voor een volgend kabinet, van welke signatuur dan ook.”

Adema wil ook kijken of hij lelietelers kan verplichten andere middelen te gebruiken dan de chemicaliën die nu gangbaar zijn. Daarnaast wil hij samen met de gemeenten proberen de teelt van lelies in de buurt van bijvoorbeeld scholen of woonwijken tegen te gaan.

Of de formerende partijen PVV, VVD, NSC en BBB het voornemen van Adema steunen, werd dinsdag in een commissiedebat niet direct duidelijk. Alle vier de partijen spraken wel hun zorgen uit over mogelijke gezondheidsrisico’s van pesticiden.

Cor Pierik (BBB) wil pas „in de laatste plaats” chemicaliën gebruiken, zei hij. „Zodra er gewasbeschermingsmiddelen zijn met consequenties voor de gezondheid, zijn wij de eersten die zeggen dat je die middelen moet verbieden.”

NSC-Kamerlid Harm Holman maakte een afweging tussen duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de belangen van boeren. „Je moet zoeken naar de redelijkheid, dat je gezondheidsrisico’s maximaal uitsluit en toch nog onze economie en ons leven en voedsel in de benen houdt.”