Lied van Gerhard Tersteegen: hemelvaart vraagt te juichen en te buigen
Hemelvaartsdag is kroningsdag. Koning Christus wordt in de hemel binnengehaald en krijgt de overwinningskroon op Zijn hoofd. Wat ons dan past? Een oud lied zingt het voor: wij juichen, en wij buigen.
Hemelvaartsliederen zijn niet dik gezaaid. Terwijl in allerlei zangbundels de rubriek met paasliederen rijk bedeeld is, komt de afdeling ”Hemelvaart” er vaak wat bekaaid van af. En de liederen die dan zijn opgenomen, zijn vaak bij het grote publiek onbekend. ”Kroon Hem met gouden kroon” en ”Wij knielen voor uw zetel neer”: dat zijn de meezingers. Maar dan houdt het voor veel mensen wel op.
Dat is jammer, want er valt wat te bezingen op Hemelvaartsdag. De Heere van de Kerk vaart naar de hemel, waar Hij met gejuich wordt binnengehaald. De Koning komt thuis en krijgt de kroon van de overwinning opgezet. De Zoon zet Zich aan de rechterhand van de Vader, omdat Hem alle macht gegeven is. Dat is een heilsfeit van de eerste orde. Iets om tegen alles in te belijden, en iets om je steeds weer in te verblijden.
Een helaas vrij onbekend gebleven hemelvaartslied reikt ons die toon aan. Het is van de Duitse piëtistische dichter Gerhard Tersteegen (1697-1769), die ruim 250 jaar geleden in Mühlheim (in het Rijnland) overleed. Andere liederen van deze lekenprediker zijn bekender, zoals ”U bid ik aan, o macht der liefde” of ”God is tegenwoordig”. Maar het hemelvaartslied ”Sieges-Fürste, Ehren-König” kwam in Nederlandse vertaling in slechts één bekende liedbundel terecht: het ”Liedboek voor de kerken” (1973). De vertaling die Ad den Besten maakte werd opmerkelijk genoeg in geen andere bundel overgenomen. Terwijl het een rijk lied is.
Aanbidding
Het Duitse origineel verschijnt voor het eerst in 1735. Dan komt in Frankfurt en Leipzig de tweede druk van de bundel ”Geistliches Blumen-Gärtlein Inniger Seelen” uit. Dat is een verzameling gedichten, overwegingen en liederen van Gerhard Tersteegen, waarvan de eerste druk in 1729 was verschenen. Deze liederen en andere teksten hebben vaak een mystieke inslag, waarbij het vooral gaat over het innerlijke leven en de persoonlijke aanbidding van God in het hart.
Sommige gezangen hebben echter een wat ‘objectievere’ toon en bezingen een van de heilsfeiten. Zo’n lied is ”Sieges-Fürste, Ehren-König”. Nog steeds gaat het over aanbidding, zoals de titel in 1735 aangeeft: ”De aanbidding van Jezus bij Zijn hemelvaart”. Maar de blik wordt in plaats van naar binnen naar boven gericht. Naar de troonzaal in de hemel, waar Christus veertig dagen na Pasen intocht houdt als Zegevorst en Erekoning. De hemel kan deze Majesteit nauwelijks bevatten.
Drie strofen lang zingt Tersteegen het uit. Over de troon en de kroon die Christus krijgt, over engelen en gezaligden die Hem binnenhalen, over macht en majesteit die Hem zijn gegeven. En wat is dan het beste wat ik kan doen? Hem te voet vallen en mij buigen, in eerbied en ontzag. Maar ook: Hem bezingen en voor Hem juichen, in vreugde en verrukking.
Kelk
Halverwege gaat, in strofe 4, de blik weer naar beneden. Want hier op aarde is het vaak verre van vreugdevol. Leed en lijden zijn aan de orde van de dag. Ze vormen een kelk met bitterheid die wij moeten drinken. Maar, zingt Tersteegen: nu we Jezus in heerlijkheid weten, kan het. Nu is het lijden niet te zwaar, en hoeft de moed ons niet te ontzinken. Hij is de strijd te boven en zal de gelovige eenmaal bij Zich halen.
Alleen, er is zo veel in mij dat helemaal niet knielt voor deze Hemelkoning. De Geest moet eraan te pas komen, zingt couplet 5, om ook mijn hart te neigen, zodat het buigt voor Hem. En niet alleen míjn hart. Laat Christus Zijn scepter gebieden over heel de wereld, zodat iedereen Hem onderdaan wordt.
De laatste strofe die Den Besten vertaalde –hij laat om onduidelijke redenen de zevende van het oorspronkelijke lied weg– spreekt ten slotte van een andere intocht dan die in de hemel: de binnenkomst van Jezus in mijn hart. Tersteegen laat ons zingen dat wij de poorten van ons hart openstellen –kunnen wij dat eigenlijk?– en Christus bidden binnen te komen. Want zoals Hij in de hemel de troon heeft bezet, zo moet Hij in mijn hart de troon bestijgen en bezit nemen van mijn leven. Zo legt Tersteegen de verbinding tussen de hemel en mijn hart: de Hemelkoning als mijn Hartenkoning.
Melodie
Het lied van Tersteegen –te zingen op de prachtige, verheven melodie die Jakob Hintze oorspronkelijk voor het lied ”Alle Menschen müssen sterben” componeerde– leert ons waar het op Hemelvaartsdag op aankomt. Dat we voor deze Koning eerbiedig buigen en uitbundig juichen. Én dat we ons ervan gewissen dat Hij niet alleen daar en toen de troon in de hemel besteeg, maar dat Hij evengoed hier en nu in mijn leven de scepter zwaait.