Ooit wilde Hilversum als eerste stad ”Judenrein” zijn – en dat lukte nog ook. Maandag beloofde de gemeente „tot in eeuwigheid” zorg te dragen voor de Joodse begraafplaats en het metaheerhuis, waar overledenen ritueel worden gereinigd.
Inktzwart is de geschiedenis van Joden in Hilversum. In de jaren dertig liet NSB’er Anton Mussert een andere Joodse begraafplaats in de stad ontruimen. „Niemand vroeg zich toen af: kan dit wel?” zegt Hans Roos, voorzitter van Stichting Instandhouding Joods Erfgoed Gooi & Vechtstreek.
Aan het roer van het gemeentebestuur in Hilversum stonden tijdens de Tweede Wereldoorlog maar liefst drie NSB-burgemeesters. Een van hen had de „afschuwelijke ambitie” om Hilversum als eerste Nederlandse gemeente ”Judenrein” te krijgen, vertelt huidig wethouder Arno Scheepers. „Ik kan het woord bijna niet over m’n lippen krijgen.”
Roos is dankbaar dat het huidige college „de hand uitsteekt naar de Joodse gemeenschap – of wat daarvan over is”. En dat is niet veel. Na Amsterdam en Amstelveen kende Hilversum in de vooroorlogse jaren de grootste Joodse gemeenschap van Nederland. Van de 2400 leden waren er vijf jaar later nog slechts 200 in leven. Meer dan 90 procent vond in vernietigingskampen de dood.
Momenteel telt Hilversum nog twaalf Joden, van wie de meeste op leeftijd zijn. Zij zijn niet meer in staat de kosten voor hun begraafplaats zelfstandig op te brengen, zegt Roos. „Zonder hulp van de gemeente zouden op een gegeven moment de hekken dichtgaan.” Hij trok er kort na de eeuwwisseling bij de gemeente over aan de bel, nadat de synagoge in de stad verkocht moest worden. Wat zou er dan op den duur van de begraafplaats worden, vroeg hij zich af. Alle wethouders vonden dat de begraafplaats in stand moest blijven, maar gaven er geen handen en voeten aan.
Drie jaar geleden bood het college formeel excuses aan voor het gedrag van het gemeentebestuur in oorlogstijd. Daarna kwam wethouder Scheepers met een concreet plan: de gemeente zou het onderhoud van de Joodse begraafplaats en het metaheerhuis „voor eeuwig” voor haar rekening nemen. Totale kosten: 35.000 euro per jaar.
Wethouder Scheepers ziet het als een „zware morele verantwoordelijkheid”. „Door onze rol in de oorlog zijn wij er medeveroorzaker van dat er bijna geen Joodse gemeenschap meer over is.” Kritiek van een oud-moskeebestuurder die hem „oneerlijke behandeling van andere geloofsgemeenschappen” verwijt, wijst hij gezien het verleden dan ook van de hand.
„Door onze rol in de oorlog zijn wij er medeveroorzaker van dat er bijna geen Joodse gemeenschap meer over is” - Arno Scheepers, wethouder Hilversum
Zorgwekkend vindt Scheepers dat de afgelopen maanden „de duistere demonen van het antisemitisme in alle hevigheid de kop opsteken”. Hij ondervond het maandagmiddag aan den lijve, toen hij met keppeltje op naar de begraafplaats fietste en onderweg werd uitgescholden.
Lege velden
Volgens het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) is het besluit van Hilversum niet uniek. Meer gemeenten nemen het beheer van Joodse begraafplaatsen op zich, weet voorzitter Jigal Markuszower. „Dat wordt bijzonder op prijs gesteld, omdat wij door de geschiedenis in de onmogelijke situatie zijn gekomen dit zelf te doen. Er zijn soms nauwelijks of helemaal geen Joodse bewoners meer.”
Van de 230 Joodse begraafplaatsen in Nederland worden er op 40 nog steeds mensen begraven. Een deel ziet eruit als lege velden, omdat grafstenen kapotgemaakt zijn. Soms verzorgen vrijwilligers het onderhoud; in andere gevallen verwildert zo’n plek.
„Het verleden goedmaken kan niemand, maar Nederland kan wel werken aan een andere attitude richting de Joodse gemeenschap” - Hans Roos, Stichting Instandhouding Joods Erfgoed Gooi & Vechtstreek
Voor de Joodse gemeenschap valt met de handtekening van het college van Hilversum een last van de schouders, stelt Roos. „De begraafplaats blijft nu behouden voor toekomstige generaties. Het verleden goedmaken kan niemand. Maar Nederland kan wel werken aan een andere houding richting de Joodse gemeenschap.”