Alle Joden moesten worden uitgeroeid. In hoeverre de nazi’s in die opzet slaagden, verschilde echter sterk per land. Finland telde zeven slachtoffers, Polen 3 miljoen.
Prof. dr. Klaas A.D. Smelik geeft in zijn nieuwste boek een helder overzicht van de Shoah –de Holocaust–, per land uitgesplitst. „Hoe willen wij een tweede Auschwitz voorkomen als kennis over het eigenlijke Auschwitz bij steeds meer mensen ontbreekt?” Die vraag dreef de Israëlkenner uit het Belgische Gent ertoe een overzichtswerk over de Jodenvervolging in Europa te schrijven.
In het boek (op 11 april in Middelburg gepresenteerd) beschrijft hij het antisemitisme in de negentiende eeuw en de ideologie achter de Jodenvervolging. De getto’s komen aan bod, de inzet van de Einsatzgruppen –paramilitaire groepen die in Oost-Europa dood en verderf zaaiden onder de weerloze Joden–, de ontwikkeling van de vernietigingskampen, de Wannseeconferentie in 1942 waar hoge nazi’s beraadslaagden over een „definitieve oplossing” voor het „Jodenvraagstuk”.
Smelik behandelt de Jodenvervolging in Duitsland, in de staten die zich met Hitler verbonden (Finland, Slowakije, Hongarije, Kroatië, Roemenië, Bulgarije, Italië en Vichy-Frankrijk) en in de bezette gebieden. En steeds weer is er de vraag: waardoor verschilde de situatie zo per land? In Denemarken kwam 15 procent van de Joden om, in Polen 90 procent.
Een antisemitische traditie blijkt niet doorslaggevend te zijn geweest. Die was er in Roemenië, en 30 procent van de Joden kwam om. Maar in Nederland was die traditie er niet, en toch werd 75 procent van de Joden vermoord. Tal van aspecten speelden een rol, zoals de medewerking die de Duitsers van ambtenaren en anderen kregen, de mogelijkheden om onder te duiken, en het staatsburgerschap van de Joden.
Aan stukken
Een intrigerende vraag is waarom soldaten en politieagenten die geen lid van de SS waren, bereid waren deel te nemen aan de genocide. Neem de agent in het Oostenrijkse Wenen die aan zijn vrouw schreef: „Ik legde kalm aan en schoot met vertrouwen op de vrouwen, kinderen en talloze baby’s, in het besef dat ik zelf ook twee kleintjes thuis heb, die door deze horden (de Joden, LV) op precies dezelfde manier zouden worden behandeld, of zelfs misschien wel tienmaal erger. De dood die wij hun gaven, was goed en snel. (…) De baby’s vlogen in grote bogen door de lucht en wij schoten ze in de lucht aan stukken.”
Mensen als hij geloofden werkelijk dat de Joden een dodelijke bedreiging vormden en dat ze uit waren op vernietiging van de Arische volkeren. De oorlogsmisdaden rechtvaardigden ze dus als een vorm van zelfverdediging.
Onderschat het gevaar van complottheorieën niet, is de boodschap van de schrijver. Wel wat generaliserend: „Mensen die hieraan geloof hechten, blijken bereid te zijn tot het plegen van de gruwelijkste misdaden.” De Holocaust voltrok zich niet bij primitieve volkeren, maar in het geciviliseerde Europa, waar de civilisatie weinig meer dan een dun vliesje bleek te zijn en waar anti-Joodse propaganda massaal werd geloofd. Het antisemitisme was veel wijder verbreid dan alleen onder de nazi’s.
„Anti-Joodse propaganda werd massaal geloofd”
Na de oorlog
Het waren echter niet alleen Jodenhaters die tegen de Joden optraden. De massamoord had volgens Smelik nooit zo succesvol kunnen zijn als de nazi’s niet zo veel medewerking hadden gekregen. Hij wijt het aan „algemene desinteresse voor het lot van de Joden”, die maar heel weinig mogelijkheden hadden om te ontsnappen. Het heeft lang geduurd voordat de Europese landen bereid waren hun aandeel in de Shoah onder ogen te zien.
Smelik schrijft over omstanders die „bijzonder weinig bereidheid hebben getoond om in te grijpen”. Veel van die omstanders zullen daartoe ook geen mogelijkheid hebben gezien, of wilden zichzelf en hun gezin niet in gevaar brengen. Was het onverschilligheid? Je zou het eerder machteloosheid noemen.
„Voor de geallieerden had het redden van de Joden volgens de auteur geen prioriteit”
Voor de geallieerden had het redden van de Joden volgens de auteur geen prioriteit. De gaskamers zijn niet kapotgebombardeerd. „Ook na de Duitse nederlaag had men zijn les niet geleerd. Het Vaticaan is betrokken geweest bij de Rattenlinien om nazioorlogsmisdadigers naar veiliger streken te brengen; in Polen hebben na de oorlog pogroms plaatsgevonden, maar nu bedreven door Polen in plaats van Duitsers; op Cyprus hebben de Britten overlevenden van de Shoah wederrechtelijk in concentratiekampen opgesloten; in het Oostblok mocht over de Shoah niet worden gesproken en in heel Europa moesten Joden de grootste moeite doen om hun gestolen bezittingen terug te krijgen – vaak zonder succes.” Tal van oorlogsmisdadigers kregen geen of slechts een lage straf.
Actueel
In de huidige tijd ziet Smelik twee ontwikkelingen tegenover elkaar staan. Enerzijds de grote belangstelling voor herdenkingen, musea en monumenten; de erkenning van schuld; herstelbetalingen en de teruggave van geroofde kunstschatten. Anderzijds wéér antisemitisme; mythen over een Joods wereldcomplot; weerstand tegen onderwijs over de Shoah, omdat het over Joden gaat; oorlogsmonumenten die beklad worden met hakenkruizen – en afnemende kennis van de Shoah, al verschillen de meningen erover of dit werkelijk het geval is en hoe erg het is. Voor Smelik is dat laatste geen vraag. Hij wijst op de slachtoffers van de Holocaust die zelf alle moeite deden getuigenissen na te laten van wat hun werd aangedaan. „Men kan zonder overdrijving stellen dat de Shoah dankzij de talrijke getuigenissen de best gedocumenteerde volkenmoord uit de geschiedenis is.” De wereld moest weten wat er was gebeurd. Want (citaat van Auschwitzoverlevende Primo Levi uit 1986): „Het is gebeurd, dus het kan opnieuw gebeuren.”
Daarmee belandt prof. Smelik in de actualiteit van na 7 oktober 2023, toen Hamas gruweldaden tegen Joden pleegde en in een mum van tijd het antisemitisme weer opvlamde. Het onderscheid tussen daders en slachtoffers moet vooral niet vervagen.
Hitlers ultieme oorlog. Jodenvervolging in bezet Europa. Klaas A.D. Smelik. uitg. Walburg Pers; 271 pag.; € 29,99