In de stilte vallen, om ruimte te scheppen
Een ijzige stilte, een pijnlijke stilte, een doodse stilte, een oorverdovende stilte, een gevulde stilte: u kent deze uitdrukkingen wel. Mooie stijlfiguren, zegt u, en dat is zo. Toch zou ik meer willen zeggen: deze begrippen pogen een ervaringswereld op te roepen. Neem bijvoorbeeld een ”oorverdovende stilte”, een oxymoron (verbinding van twee woorden met een tegengestelde betekenis) voor de taalliefhebbers. „Toen Sanne thuis vertelde dat ze zwanger was, viel er een oorverdovende stilte.” Je ‘hoort’ de verbijstering van de ouders na deze mededeling van hun tienerdochter. Ze ”vielen stil””.
Stilvallen. Ik weet niet hoe het bij u is, maar het overkomt mij regelmatig dat ik stilval. Of misschien beter uitgedrukt: in de stilte val. Het gebeurt mij als ik beelden zie van de oorlogen in Oekraïne en Gaza, als ik in de spreekkamer met diepe onmacht geconfronteerd word, als ik berichten lees of opnames zie van het convent van de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Wat betekent dit vallen in de stilte eigenlijk? Ik meen dat het stilvallen iets zegt over de complexiteit en dubbelzinnigheid van een situatie, een gebeuren, én de emotie die daarmee gepaard gaat. Stilte hoeft geen negatieve afwezigheid te zijn maar kan een ”ruimte” vormen, een ruimte waarbinnen je een getuige wordt van welke ervaring zich ook maar aan je voordoet. „Wat denk ik, wat voel ik, welke impuls tot handelen komt bij mij op, wat zegt dit over mij en over de situatie?” Het is daarbij van belang dat de emotie niet te heftig, niet te overweldigend is om zelf het hoofd te kunnen bieden. Dit getuige zijn brengt je tot bedachtzaamheid. Bedachtzaamheid als een meditatieve houding, een deugd. Die neemt niets als vanzelfsprekend aan maar blijft bevragen en onderzoekend waarnemen.
Meen nu niet dat dit ”getuige zijn” alleen maar iets zegt over de atypische geest van een psychiater. Ik denk namelijk dat een dergelijke bedachtzame houding voor ons allen van belang is. In de eerste plaats naar onszelf toe, in zelfonderzoek. In de tweede plaats, en hiermee samenhangend, ook naar de ander toe. „Ik weet hoe het voor je is, hoe je voelt, hoe je denkt”, kunnen we gemakkelijk –al te gemakkelijk– zeggen, in een goedbedoelde poging om begripvol over te komen, om mee te leven. Maar we wéten het niet, we weten het nóóit, omdat de ervaring van de ander voor ons nooit binnen handbereik is, altijd vluchtig, altijd iets waar je naar tast maar wat je niet kunt grijpen. Je zou trouwens naar een verboden vrucht grijpen. We kunnen alleen maar door de ander uitgenodigd worden om te bevragen, om te naderen, tastend en met schroom.
Ik gebruik met nadruk deze wat mystieke taal om de terughoudendheid en voorzichtigheid te benadrukken die ons passen in breekbare relaties. Zoals bij een convent bijvoorbeeld. Bedachtzaamheid in deze zin brengt een opschorten van het oordeel met zich mee. En nu komt het mogelijk wel heel dichtbij, (ver)oordelende mensen als we zijn. We parasiteren op karikaturen die we van anderen maken, in het vastpinnen en categoriseren van de ander: „Behoor jij tot de linker- of tot de rechtervleugel, geloof jij nog in de schepping of ben je een evolutionist?”
Bedachtzaamheid schort het oordeel op, zoekt zichzelf en de ander te verstaan, zoekt de ontmoeting. En werkelijke ontmoeting vindt daar plaats waar de bereidheid is zich door de ander te laten kennen en te veranderen en van die ander te leren. Dus geen hakken in het zand, geen van tevoren bekokstoofde agenda’s, samengesteld door een aantal gelijkdenkenden. Maar bedachtzaamheid die tastend en vragend blijft zoeken naar het gedeelde fundament, het eeuwige Woord.
Wat een bevrijding kan het geven als we onze eigen twijfels, angst en pijn onderkennen én ons precies hierin gezien weten door de ander, óók als wij in onze overtuigingen van elkaar verschillen. Dit is niet eenvoudig, maar een geestelijke oefening van formaat, waar onze bedachtzaamheid wordt beproefd tot het uiterste.
Ik gun deze houding van bedachtzaamheid en de bijkomende bevrijdende beweging aan iedereen, maar voor nu in het bijzonder ook aan mijn christelijke gereformeerde broeders en zusters die in beroering zijn over de toekomst van de kerk.
De auteur is psychiater.