Daniël van Wijk ziet maatschappelijk vraagstuk in het historisch lage aantal kinderen per vrouw
„Er ontstaat een scheidslijn. Tussen jongvolwassenen die goed verdienen en leeftijdsgenoten die dat niet doen. Tussen mensen die zich wel en mensen die zich geen kinderen kunnen veroorloven.” Socioloog Daniël van Wijk ziet een maatschappelijk vraagstuk in het historisch lage aantal kinderen per vrouw.
Niet eerder sinds de Tweede Wereldoorlog kreeg de Nederlandse vrouw gemiddeld zo weinig kinderen, bleek vrijdag uit CBS-onderzoek. Het geboortecijfer lag in 2023 op slechts 1,43 kinderen per vrouw. Daniël van Wijk, onderzoeker bij het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI), promoveerde vorig jaar op de relatie tussen economische omstandigheden en het al dan niet krijgen van kinderen. De conclusie van zijn onderzoek: de economische positie van mensen heeft steeds vaker invloed op het al dan niet uitstellen van de kinderwens.
Hoe leest u als onderzoeker de lijn van het Nederlandse geboortecijfer sinds de jaren 50?
„Na de oorlog zaten we in de babyboom, toen kreeg een vrouw gemiddeld ongeveer drie kinderen. In de jaren 70 is dat aantal vrij snel gedaald, onder andere door de opkomst van anticonceptie en door vrouwenemancipatie. Sindsdien ligt het zo rond de 1,7 kinderen per vrouw, maar fluctueert het wel. Sinds 2010 is het vruchtbaarheidscijfer dalende. Momenteel zitten we op het laagste punt sinds de Tweede Wereldoorlog. Historisch laag dus.”
Hoe verklaart u dat?
„De daling zit vooral bij vrouwen onder de 30 jaar. Het lijkt dus deels een uitsteleffect te zijn. De vraag is: in hoeveel gevallen leidt uitstel tot afstel? Het CBS schat in dat deze groep gedeeltelijk het krijgen van kinderen nog wel zal inhalen.”
Waarom stellen deze jonge vrouwen het krijgen van kinderen uit?
„Dat verbaasde een tijdlang veel wetenschappers. Zo was in de jaren 80 de hoge werkloosheid een logische uitleg voor het dalende geboortecijfer. Maar de werkloosheid is nu heel laag. Vrijwel iedereen heeft een baan en de economie draait best goed.
Als je wat beter kijkt, zie je dat jongvolwassenen van nu, de 25- tot 35-jarigen, een slechtere economische positie innemen dan dezelfde groep twintig jaar geleden. Mensen die rond de jaren 90 zijn geboren, worden het sterkst getroffen door de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Zo werkt ongeveer 35 procent van deze groep op uitzendbasis of op een tijdelijk contract. Ook is het aantal jongvolwassenen dat een eigen huis heeft flink gedaald: in 2012 ging het om 53 procent, in 2021 was dit 43 procent. Veel meer jongeren wonen in een duur huurhuis waardoor ze geen buffer kunnen opbouwen. Ook zit de jongere generatie binnen deze groep vaker met een studieschuld vanwege de invoering van het leenstelsel. Ten slotte zijn de inkomens nauwelijks gestegen als je die afzet tegen de inflatie.”
Het missen van zekerheid maakt dus dat veel mensen het krijgen van kinderen uitstellen?
„Inderdaad. Uit CBS-onderzoek uit 2017 blijkt dat 96 procent van de mensen voldoende inkomen een belangrijke voorwaarde vindt voor het krijgen van een kind. Mensen vinden genoeg geld zelfs iets vaker belangrijk dan het hebben van een vaste relatie. Ook een vaste baan zien veel mensen als voorwaarde voor het stichten van een gezin, net als een geschikt huis.
Uit onderzoek blijkt dat als je mensen op hun 20e vraagt hoeveel kinderen ze willen, ze een hoger aantal noemen dan ze daadwerkelijk krijgen. Er zijn in het leven dus obstakels die maken dat mensen minder kinderen krijgen dan ze zouden willen. Dat kunnen economische redenen zijn, maar ook biologische. Want iemand die tot haar 30e of 35e wacht met het krijgen van kinderen, loopt vaker tegen biologische beperkingen aan. Een andere reden kan zijn dat iemand geen geschikte partner kan vinden.”
„Uit onderzoek blijkt dat als je mensen op hun 20e vraagt hoeveel kinderen ze willen, ze een hoger aantal noemen dan ze daadwerkelijk krijgen” - Daniël van Wijk, socioloog
Speelt religie een rol?
„Ja. Religieuze mensen hebben over het algemeen iets meer kinderen, al verwacht ik wel dat ook hier dezelfde dalende trend te zien is.”
Maakt u zich zorgen om dit historisch lage geboortecijfer?
„Nog niet direct, al hangt het ervan af hoe het zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Waar ik me wel zorgen om maak, is de scheidslijn die ontstaat. Enerzijds heb je de mensen die goed genoeg verdienen om zich een kind te kunnen veroorloven, of die ouders hebben die kunnen bijspringen. Anderzijds zijn er de mensen die nog geen vaste baan of eigen huis hebben en zich daardoor geen kind kunnen veroorloven. Daar hangt de morele vraag aan of dit een gewenste ontwikkeling is. Mij lijkt het een zorgelijke.”
Staat dit thema wat u betreft hoog genoeg op de politieke agenda?
„Wat mij betreft zou er meer oog voor mogen zijn. Hoewel onderliggende oorzaken, zoals de woningcrisis en de geflexibiliseerde arbeidsmarkt, wel hoog op de agenda staan.”
„De 25- tot 35-jarigen van nu nemen een slechtere economische positie in dan twintig jaar geleden” - Daniël van Wijk, socioloog
Welk beleid zou kunnen helpen om het geboortecijfer op te krikken?
„Uit onderzoek blijkt dat eenmalige ”babybonussen” nauwelijks effect hebben. Wat wel helpt, is het mogelijk maken opvoeding te combineren met een baan. Dat zie je bijvoorbeeld in Duitsland: in het verleden lag het geboortecijfer daar lager dan bij ons, nu is het ongeveer op hetzelfde niveau. Dat lijkt in ieder geval deels te komen doordat het kinderopvangstelsel beter werd en doordat de regeling van ouderschapsverlof is uitgebreid.
Maar wat het beste zou werken: zorgen dat er meer kindvriendelijke woningen beschikbaar komen die betaalbaar zijn met een normaal salaris.”