Volgende week gaan de onderhandelaars knopen doorhakken. Het ziet ernaar uit dat de formerende partijen dicht langs de vangrail zullen sturen wat betreft begrotingsbeleid.
Het bleef deze week rustig in het formatiegebied in de Tweede Kamer. Er waren geen officiële gesprekken, geen ontmoetingen tussen informateurs en onderhandelaars. Een soort stilte voor de storm, want maandag 6 mei worden de onderhandelingen hervat. Vanaf dat moment breekt ‘de week van de waarheid’ aan. Uiterlijk woensdag 15 mei moeten de informateurs Dijkgraaf en Van Zwol de Kamer laten weten of het PVV, VVD, NSC en BBB gelukt is een hoofdlijnenakkoord te sluiten.
Dat de formatiegesprekken stilliggen heeft ermee te maken dat het Centraal Planbureau (CPB) aan het werk is gezet. De rekenmeesters kregen de opdracht plannen door te rekenen die aan de formatietafel zijn gesmeed. Hun werk vormt een eerste toets of voorstellen voldoende concreet zijn. Ook wordt inzichtelijk wat ze kosten of opleveren.
In tegenstelling tot eerdere kabinetsformaties becijfert het CPB dit keer geen concepthoofdlijnenakkoord. Wat er wel op tafel ligt blijft in nevelen gehuld. Van Zwol sprak over „varianten”. Die zijn opgebouwd uit maatregelen voor koopkrachtverbetering en grote uitgaven, maar ook uit voorstellen voor hogere belastingen of besparingen.
Niet rooskleurig
Hoe het ook zij, de uitgangspositie van het volgende kabinet is −in de woorden van de Raad van State− „niet rooskleurig”. Recente ramingen van het CPB laten zien dat het begrotingstekort dit en volgend jaar uitkomt op circa -2 procent. Het ministerie van Financiën is somberder en schat in dat het begrotingstekort in 2024 en 2025 uitkomt op -2,5 procent of negatiever. Vanaf 2026 overschrijdt Nederland −als de formerende partijen niet bijsturen− de Europese maximumgrens van -3 procent. In de jaren 2029 tot en met 2032 loopt het begrotingstekort verder op naar -4,6 procent.
„Een budgettaire opgave voor de middellange termijn is noodzakelijk” - Afdeling advisering Raad van State
Kort voordat de onderhandelingen zijn stilgelegd sijpelde via de NOS naar buiten dat de formerende partijen voornemens zijn zich te houden aan de Europese begrotingsregels. Ze zouden willen koersen op een maximaal begrotingstekort van -2,8 procent.
Negeren
Als de formerende partijen voor een dergelijk streefcijfer zouden kiezen, sturen ze daarmee niet alleen dicht langs de vangrail; de vier zouden daarmee ook belangrijke adviezen negeren. De Studiegroep Begrotingsruimte raadde het volgende kabinet namelijk aan het begrotingstekort vanaf 2028 terug te brengen tot -2 procent. Deze aanbeveling van de onafhankelijke commissie van topambtenaren en directeuren van De Nederlandsche Bank (DNB) en CPB betekent concreet: 17 miljard euro bezuinigen of hogere belastingen.
De Raad van State gaf recent een soortgelijk advies. Voor de middellange termijn is een budgettaire opgave „noodzakelijk”, aldus de belangrijkste adviseur van de regering.
Daarbij komt dat naar verwachting dit jaar de Europese begrotingsregels weer van kracht worden. De afgelopen jaren heeft de Europese Commissie de begrotingsregels herzien. Dat project is inmiddels voltooid; deze week gingen de lidstaten akkoord.
Dat betekent dat op korte termijn ook uit Brussel het advies zal klinken om de begroting voor de middellange termijn bij te stellen. Voor handhaving en sancties hoeft Nederland nu nog niet te vrezen. Over 2023 had Nederland een begrotingstekort van -0,3 procent.
Volgende week buigen de onderhandelaars zich weer over de financiële puzzel. Er zullen knopen doorgehakt moeten worden. Wel ligt het gevaar op de loer dat de vier voortdurend nieuwe hordes moeten nemen. Bij een koers dicht langs de vangrail blijft het de komende jaren puzzelen.