Bede „Uw wil geschiede” doet ons hopen tot de grote dag
De bede „Uw wil geschiede” betekent dat Gods wil onze eigen wil ver te boven gaat. Steeds als we dit bidden, vallen we terug op zijn wijsheid, vooral wanneer we het zelf niet meer weten. Met dit gebed belijden we: „Uw wil is beter.”
„Het zijn slechte tijden! Het zijn moeilijke tijden! Dat zeggen de mensen tenminste. Laten we liever goed leven, dan worden de tijden vanzelf goed. Wij zijn de tijden. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden.” Dat schreef Augustinus zo’n 1700 jaar geleden. De luisteraar van nu kan er een soort maakbaarheid in horen. Maar dat is absoluut niet de strekking van deze woorden. Ze brengen midden in het ten onder gaande Romeinse Rijk, in een uiterst tumultueuze tijd, terug naar de kern. Wie ben je? Waar vertrouw je op? Of beter: op Wie vertrouw je en hoe leid je je leven?
„Sterke leiders krijgen het vertrouwen van het volk, maar hebben weinig meer van de Koning in Psalm 72”
Het zijn ook nu woelige tijden. We zien geopolitiek van alles veranderen. Sterke leiders krijgen het vertrouwen van het volk, maar hebben weinig meer van de Koning in Psalm 72. Ook binnen de eigen landsgrenzen ervaren we zo veel diepe nood en gebrokenheid. In de samenleving merken we de afschuwwekkende toename van antisemitisme op. We zien een overheid die soms mensen onbedoeld vermorzelt. We zien systemen die kwetsbare mensen keihard raken.
De blik omhoog
Ja, „wij mensen zijn de tijden”. Maar dat is niet het héle verhaal. De tijden zijn uiteindelijk niet van de mensen. Ze zijn in Gods hand. We weten dat er een God is Die regeert, Die almachtig is. We bidden, met de woorden van het Onze Vader, dat Gods wil zal geschieden. Maar als we om ons heen kijken, zien we vooral zo veel menselijke wil, zo veel krachten die zich verzetten tegen Gods goede bedoelingen met de wereld. En toch… de prachtige bede „Uw wil geschiede” heft de blik omhoog.
Al tweeduizend jaar lang hebben christenen, dwars door pandemieën, oorlogen en hongersnoden heen, steeds vastgehouden aan de hoop op grond van deze bede. We zijn in goede Handen. Er was, is én komt een Koninkrijk! Deze christelijke hoop is niet vergeefs. Ze is een anker dat ons niet alleen stevig doet wortelen in deze aardse wereld, die schreeuwt om vrede en gerechtigheid, maar ons ook bewust maakt van het feit dat God de wereld op een dag gaat verlossen.
Paulus schrijft hierover in Romeinen 8:24: „Want in de hoop zijn wij zalig geworden. Hoop nu die gezien wordt, is geen hoop. (…) Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding.” We zijn dus zaaiende mensen die met volharding het goede proberen te doen in déze hoop, dat God de wereld eens zal verlossen. En wie met open ogen leeft, vangt zo nu en dan al glimpen op van het komende Koninkrijk.
De Geest bidt
Daar gaat ook het Onze Vader over. In het gebed dat de Heere Jezus ons leert, zit een eerlijke erkenning dat het hier op aarde nog niet is zoals God het heeft bedoeld. Wat een onvoorstelbaar groot voorrecht is het dan dat Jezus ons Zelf leert bidden dat iets van Gods wil op deze gebroken aarde zichtbaar mag worden.
„Wie met open ogen leeft, vangt zo nu en dan al glimpen op van het komende Koninkrijk”
Maar wie biddend leeft, ontdekt ook dat God langzaam zijn éígen hart verandert, om het tot vruchtbare grond te maken. Zo wordt de bidder zelf soms Gods genadige antwoord op zijn eigen gebed. Christenen zijn geroepen om biddend te staan in de gebrokenheid van deze wereld. Op die plekken waar de aarde nog zo weinig lijkt op de hemel. Soms kunnen we zomaar overweldigd raken door de pijn en de gebrokenheid. Wat is het dan troostrijk dat Paulus ook schrijft dat de Geest Zelf voor ons pleit met onuitsprékelijke verzuchtingen (Romeinen 8:26).
Juist wanneer de bron van onze eigen woorden is opgedroogd, kunnen we terugvallen op de woorden die de Heere Jezus ons gaf in het Onze Vader. Dit kostbare gebed is opgedeeld in twee delen met elk drie verzoeken. In het midden van het gebed vinden we het scharnierpunt: „zoals in de hemel zo ook op de aarde.” De eerste helft van het gebed richt onze blik omhoog, op de hemel: „Uw naam”, „Uw Koninkrijk”, „Uw wil”. Uw, uw, uw. De voornaamwoorden zeggen eigenlijk alles: ze betrekken ons op Gód en Zíjn werk.
In de tweede helft van het gebed legt de Heere Jezus de focus op de wereld waarin wij leven, de aarde die zucht. Met de laatste drie gebedsverzoeken leert Jezus ons om God vrijmoedig te vragen of Hij Zich over ons wil ontfermen: „Geef óns, vergeef óns, leid óns…” Ons, ons, ons. Dat zou je bijna niet durven zeggen in de protestantse traditie, maar blijkbaar luistert God, door ons gebed, naar onze nood en die van de wereld. Wat een wonder.
Tranen gewist
Het bijzondere is dat Jezus ons niet leert te bidden voor onze eigen, individuele nood alleen: we bidden om „ons” brood. Dus gaan onze gebeden uit naar mensen die moeten vechten om het kleine beetje voedsel dat er is. Als we bidden dat God „ons” niet in verzoeking leidt, dan bidden we dat God de wereld behoedt voor oorlogszucht, voor geweldsuitspattingen, voor hebzucht.
„Uw wil geschiede” betekent ook dat Gods wil onze eigen wil ver te boven gaat. Steeds wanneer ik dit mag bidden, is dat ook een terugvallen op Zijn wijsheid, vooral wanneer ik het zelf niet meer weet. Met dit gebed belijden we: „Uw wil is beter.”
Dit mogen we samen bidden tot die grote dag dat Gods wil volledig zal geschieden. Dat er vrede is en recht. Dat de tranen van de ogen zijn gewist. En dat de kleinen en de groten juichend voor Gods troon staan. Tot die tijd zullen we onze grote Koning volgen.
De auteur is fractieleider van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Dit artikel is een verkorte weergave van de toespraak die zij hield tijdens de laatstgehouden residentiepauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.