Politieke vaders en moeders kunnen niet zonder ”Onze Vader”
Van sommige politici wordt dezer dagen bovenmenselijk veel verwacht, al dan niet op basis van hun eigen verkiezingsbeloften. Daarom is het goed om God de Heere aan te roepen en te belijden als onze Vader, die werkelijk de weg weet.
„Onze Vader, die in de hemelen zijt.” Het zijn de openingswoorden van het gebed waarvan we in de kerk terecht zeggen dat Christus Zelf het ons geleerd heeft. Mattheüs schrijft erover in het zesde hoofdstuk van het naar hem genoemde Bijbelboek. Christus geeft onderwijs aan een hele menigte mensen. Hij heeft de zaligsprekingen uitgesproken, de verantwoordelijkheid van het zijn van zout en licht uitgelegd, Zijn visie gegeven op de wet en op de traditie en gesproken over het geven van liefdegaven.
Dan komt Christus op het onderwerp bidden. Heel treffend (en veelzeggend) is dat Hij, nog voordat hij de menigte en ons de woorden van het gebed leert, als het ware de randvoorwaarden voor het bidden schetst. Bid niet om door mensen gezien en geprezen te worden. Zoek liever de stilte van je binnenkamer op. Gebruik geen omhaal van woorden in de hoop daardoor verhoord te worden. Spreek liever als een kind na wat je is aangereikt.
Christus vindt het kennelijk heel hard nodig om die vermaningen vooraf te geven. En wie eerlijk is snapt dat ook wel. Door de mensen gezien en geprezen willen worden, veel woorden gebruiken… in de Eerste Kamer hebben we daar zomaar meer dan een handje van.
„Uw Vader”
Die randvoorwaarden krijgen ook iets heel ontspannends en weldadigs door wat er over God gezegd wordt. Je hoeft je niet groter en vromer voor te doen dan je bent, want je Vader in de hemel ziet je ook wel in het verborgene. En Gods luisterende oor voor je gebed hoef je niet te verdienen met een verbaal kunstwerk, want zelfs nog voordat je je mond opent, weet je Vader wat je nodig hebt.
Driemaal wordt in de aanloop naar het gebed door Christus al gesproken over „uw Vader”. Daarmee is de toon gezet. Christus leert ons God aan te spreken als onze Vader. Voor ons klinkt dat inmiddels soms nauwelijks meer bijzonder, maar ik vermoed dat dit voor de menigte destijds wel anders was.
De aanduiding van God als Vader komt in het Oude Testament vrijwel niet voor. En ik vertel u geen nieuws als ik erop wijs dat veel Joden ook nu nog uit eerbied de Godsnaam niet uitspreken, maar God aanduiden als bijvoorbeeld ”Adonai”. In onze Bijbelvertalingen herkennen we dat op de plekken waar God als Heere wordt aangeduid.
De eerbied en het ontzag voor Gods heiligheid en majesteit die in zulke aanduidingen besloten liggen, zijn naar mijn idee heel waardevol. Je plaats kennen en opzien naar de Eeuwige, de Schepper van hemel en aarde, maakt bescheiden en afhankelijk. Tegelijk is het Christus Zelf die ons niet een suggestie doet, maar ronduit aanspoort
–„Gij dan, bidt aldus (…)”– om God als Vader aan te roepen. En omdat Hij het zegt doen we het ook. Eigenlijk net zoals we zingen in de berijming van het Gebed des Heeren: „Wij roepen U in Uwe Zoon, die voor ons heeft genoeggedaan, als onze Vader need’rig aan.”
Immanuël
Om ons bij de hemelse les te houden voegt Hij er wel meteen aan toe: „Die in de hemelen zijt.” Met die woorden erkennen we God in Zijn eeuwigheid, Zijn almacht en in Zijn wegen en gedachten, die zoveel hoger zijn dan de onze. Dat doet me denken aan die mooie formulering in een bekend lied van Sela: „Onnoembaar aanwezig deelt U mijn bestaan.” Heel persoonlijk en heel dichtbij: in Christus ” Immanuël, God met ons” en door de Heilige Geest zelfs ”God in ons”. Tegelijkertijd echter „in de hemelen”. God de Vader blijft God de Vader.
Christus leert ons het gebed te beginnen met ”onze” Vader. En als ik het goed heb, maakt die toevoeging ”onze” ook deel uit van de grondtekst. Elders in de Bijbel zien we dat Christus het heeft over ”Mijn Vader” en God aanspreekt als ”Vader”. De toevoeging ”onze” is dus een bewuste keuze en heeft ons iets te zeggen. Wat ik ervan leer is: God wil in Christus mijn Vader zijn, heel persoonlijk, maar niet exclusief. God heeft een wereldwijd vaderhart. Zelfs als je hem helemaal alleen achter de gesloten deur van je binnenkamer aanroept, is Hij ”onze Vader”. Je deelt Hem zogezegd met anderen en dat maakt je dus ook op een heel bijzondere, diepe, blijvende manier verbonden met anderen. Kinderen van één Vader.
Vadertje staat
Hier maak ik even de overstap naar de politiek. Er was een tijd dat vaderlijkheid en patriarchale trekken in het openbaar bestuur gekoesterd en soms zelfs gewenst werden. Met waardering en verwachting werd er gesproken over ”vadertje Drees” en ”vadertje staat”. De Russen hadden hun ”vadertje tsaar” en wij onze ”vader des vaderlands”. Dat patriarchale, dat overigens ook al snel regentesk en bevoogdend wordt, waarderen veel mensen tegenwoordig heel anders. Ik kan me echter niet aan de indruk onttrekken dat er ook in onze dagen behoefte bestaat aan een overheid die steun en houvast geeft, die oog heeft voor wie het niet redden, die luistert naar hen die anders niet gehoord worden.
Iets van wat ik maar even die ”vaderwens” noem, zie ik ook terug in de uitslagen van de verkiezingen in de voorbije jaren. En begrijp me goed, ik ga dat hier niet partijpolitiek afpellen, maar het geeft bestuurders en politici in alle overheidslagen wel een heel grote verantwoordelijkheid om de weg te wijzen. Dat is een verantwoordelijkheid die ons allen eigenlijk heel wat maatjes te groot is. En van sommige vaders (en moeders) in de politiek wordt dezer dagen naar mijn idee zelfs bovenmenselijk veel verwacht, al dan niet op basis van hun eigen verkiezingsbeloften. Dat is uiterst kwetsbaar en breekbaar.
Oase
Juist daarom is het goed om God de Heere aan te roepen als onze Vader, om te belijden dat Hij werkelijk die Vader is die de weg weet. Om Zijn zegen te vragen voor al die politieke vaders en moeders die het in eigen kracht niet kunnen, maar dat al te vaak niet willen erkennen. En om eer te geven aan de Zoon die deze woorden sprak: „Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Dat is op adem komen in de oase van onze Vader.
De auteur is senator voor de ChristenUnie. Dit artikel is een verkorte weergave van de toespraak die hij op 16 januari hield tijdens de residentiepauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.