Wie een beetje bekend is in korenland, hoort er geregeld van: koren die moeilijk aan nieuwe leden komen, noodgedwongen op projectbasis doorgaan of zichzelf opheffen. Corona is een oorzaak van de terugloop, maar daarmee is lang niet alles gezegd.
Ja, het aantal koren slinkt de laatste jaren. Dat beeld kunnen Marco de Koning, voorzitter van de Bond van Zangverenigingen Gereformeerde Gemeenten (BZGG), en Herman Schimmel, voorzitter van de Koninklijke Christelijke Zangersbond (KCZB), bevestigen. Koren zijn vaak lid bij een bond om makkelijk aan bladmuziek te komen, licenties te regelen en bestuurlijke ondersteuning te krijgen. De organisaties hebben dus een aardig beeld van de situatie.
Bij de BZGG waren in 2018 nog 129 koren aangesloten; in 2022 waren dat er 120. De KZCB had zestien jaar geleden ruim 1700 koren; sinds 1 januari nog 880. Bijna een halvering. En ook onder de bonden zelf is de teruggang te zien: op 1 januari 2023 hief de Bond van Christelijke Gereformeerde Zangverenigingen in Nederland (BCGZN) zich op bij gebrek aan leden. De nog overgebleven koren stapten voor een deel over naar de BZGG.
Beide voorzitters wijzen vergrijzing aan als belangrijke oorzaak voor de terugloop. „De gemiddelde leeftijd bij sommige koren is 60 tot 65 jaar”, zegt De Koning. „Dat is vrij hoog. Bij die clubs is er vaak geen aanwas meer van onderaf.” Jongeren sluiten zich dus minder snel aan bij een koor. Hoe komt dat? Schimmel wijst naar het feit dat zangonderwijs en zingen in Nederland minder vanzelfsprekend zijn. „Op school wordt niet zo veel meer gezongen. Als je het niet leert, is de drempel om naar een koor te stappen heel hoog.”
Wat ook meespeelt: mensen willen zich niet zo graag meer binden. Na corona is dat alleen maar sterker geworden. Dat verklaart volgens beide voorzitters ook de aantrekkingskracht van projectkoren, volgens hen een geduchte concurrent van de vaste koren. Bovendien is er steeds meer te kiezen als vrijetijdsbesteding; de keuze voor een koor moet concurreren –ook financieel– met andere hobby’s of bijvoorbeeld een avondje uit. Daarnaast is het lastig om aan bestuursleden of een dirigent te komen. Schimmel kent diverse koren die geen dirigent konden vinden en om die reden zijn opgeheven.
Vooral de gemengde koren lopen achteruit in ledental, ziet De Koning, zelf lid van het Ridderkerks Mannenkoor. De terugloop baart hem zorgen. „Koren van de BZGG zijn in eerste instantie opgericht om de samenzang in de gemeente te ondersteunen. Er wordt minder gezongen, ook in het gezin. Dat is jammer. Gelukkig zie ik een kentering bij de jeugd: de kinderkoren lijken iets te groeien, in tegenstelling tot de andere koren.”
De korenbonden hebben vooral een ondersteunende en adviserende rol voor aangesloten koren. Soms worden ze door koorbesturen gebeld met de vraag hoe die leden kunnen vasthouden. De KCZB organiseert eens in de zoveel tijd een korendag waarop koren zichzelf kunnen presenteren. Verder gebeurt promotie van koorzang vooral door het platform Koornetwerk Nederland, waarbij de KZCB aangesloten is.
Schimmel is „niet somber gestemd”. „Er wordt nog steeds heel veel gezongen in Nederland; na Oostenrijk zijn we het land in Europa waar qua percentage de meeste mensen zingen. Alleen minder in groepsverband.” Schimmel, dirigent van een cantorij in een protestantse kerk en dirigent van een koor voor ouderen in Elst, benadrukt de waarde van zingen. „De stem is een instrument dat je altijd bij je draagt. Je kunt er heel lang mee doen als je het goed onderhoudt.”