Geef in groep 8 zowel reëel als ambitieus schooladvies
In groep 8 wordt beslist wat de volgende stap wordt: vmbo, havo of vwo? Een adviesgesprek daarover wordt spannend als school en ouders ver uit elkaar liggen. Ouders zetten vaak hoger in dan de school, maar zijn hoge verwachtingen juist niet heel constructief?
Scholen staan dikwijls onder druk, gezien berichten in de media. Enkele voorbeelden uit de afgelopen jaren: „Een Arnhems meisje kreeg een vmbo-advies, volgens haar moeder hoort ze thuis op de havo. De rechter stelde haar in het ongelijk” (NRC, juli 2021). Het ANP meldde: ”Primeur: vader spant rechtszaak aan om schooladvies dochter” (2019). Nynke de Jong schreef in het AD een column met als kop: ”Schooladvies lijkt niet om geluk van kind te draaien, maar om dromen van ouders” (2020). En CNV Onderwijs kopte in een onlinebericht: ”Druk ouders op schooladvies onacceptabel” (2018).
Martje van der Brug schreef de roman ”Havo is geen optie”. De eerste bladzijde van haar boek bestaat uit één zin, een citaat van Jean de Boisson: „Er zijn meer slechte ouders dan slechte kinderen.” Achter op het boek: „Op onze school zitten niet veel hoogbegaafde leerlingen, maar wel veel ouders van hoogbegaafde leerlingen.” Wat de boodschap tussen deze twee zinnen is, laat zich eenvoudig raden.
Zulke berichten zijn niet nieuw. Een krantenbericht uit 1829 luidt: „En als dan de ouders, buitenmate met hun telg ingenomen, hem vertellen dat hij niet voor disch en driestal geboren is, dat er meer in hem zit en hij hooger moet vliegen; zou dan hieruit niet die zucht tot standverwisseling ontstaan, die zoo vele ellendige gevolgen zal na zich slepen? Dan moet de jongen op een kantoor worden gedaan of schoolmeester worden, of, wanneer die zucht zich nog sterker vertoont, dan zal hij, op moeders raad vooral, tot dominé opgroeijen, opdat naderhand de boekzaal van hem gewage.” (Arnhemsche Courant).
Oorzaken
Waar komen deze spanningen vandaan en waarom zijn het kennelijk altijd de ouders die onredelijk zijn? De spanningen hebben onzes inziens drie oorzaken. Allereerst koesteren ouders hoge verwachtingen van hun kind. Daar is niets mis mee. Sterker nog, deze verwachtingen zijn juist gezond voor kinderen en hebben een positief effect op hun ontwikkeling. Dat leert onderzoek al jaren. Hoge verwachtingen kunnen echter wel leiden tot een kloof tussen wat de school aan mogelijkheden ziet voor een leerling en wat ouders van hun kind verwachten. Overigens kan ook de school ernaast zitten. Ouders kennen hun kind het beste en zien in hem of haar bijvoorbeeld de laatbloeier die ze zelf ook waren. Meer uitdaging is dan juist goed.
Een tweede oorzaak voor spanningen tijdens een schooladvies zijn té hoge verwachtingen die ouders hebben. Verwachtingen die niet realistisch meer zijn. Die zijn wellicht veroorzaakt door de enorme druk die we als maatschappij (inclusief de onderwijsinspectie) op kinderen (en dus ook hun ouders) en scholen leggen. Leerlingen moeten gemiddeld of hoger presteren. Anders hebben ze zogenaamd een onderwijsachterstand. Hierin speelt het idee van maakbaarheid een rol, alsof we alle kinderen op een bepaald leerniveau zouden kunnen krijgen. Zo niet, dan falen de scholier en de school. Daarbij ligt de focus vooral op lezen, taal en rekenen. We hebben onze mond vol van taalachterstand en laaggeletterdheid, maar we horen niemand klagen over een gebrek aan vakmanschap of een ”timmerachterstand”, terwijl onze maatschappij vooral om doeners vraagt.
Een derde oorzaak is de overtuiging dat we het als school en ouders eens moeten zijn met betrekking tot het schooladvies. We hebben een sterke behoefte aan consensus. Maar misschien is een gezond gebrek aan eensgezindheid wel veel beter in sommige situaties: door een scherpe discussie met elkaar voeren over wat het beste is voor het kind en door respectvol naar elkaars argumenten en ideeën te luisteren, kunnen we tot een nog beter al dan niet gezamenlijk standpunt komen.
Hoe dan wel?
Vier zaken zijn belangrijk bij het schooladvies. Allereerst zou er een grote mate van bereidheid moeten zijn om naar elkaar te luisteren. Als er verschillend tegen het schooladvies aangekeken wordt, moeten we goed weten wat van beide kanten de argumenten zijn. De thuissituatie en de motivatie van de leerling kunnen mede bepalend zijn.
Ten tweede is een ”warme” overdracht tussen de basisschool en het voortgezet onderwijs wenselijk, dus in aanwezigheid van ouders en kind, al vraagt dit wel wat tijd.
Leerlingen in het voortgezet onderwijs moeten in de derde plaats uitgedaagd worden in hun ontwikkeling. Het basisschooladvies moet daarom ambitie en groeimogelijkheden uitstralen. Het voortgezet onderwijs kan daarop aansluiten door ”opschalen” gemakkelijker te maken. Ideaal is een school met alle niveaus, zodat de locatie altijd dezelfde kan blijven. Geef leerlingen en hun ouders dus het voordeel van de twijfel door het niveau ambitieus in te steken.
Kunnen we ten slotte in ons onderwijssysteem, met die enorme aandacht voor toetsresultaten en normeringskaders, niet wat milder worden? Het is toch jammer dat kinderen vanaf twaalf jaar in niveauhokjes worden gestopt en daar vervolgens (bij voorkeur) in blijven zitten. Want anders wordt het voor het voortgezet onderwijs zo ingewikkeld… Veel kinderen en jongeren hebben echter nog totaal geen idee welk beroep ze zouden willen uitoefenen en wat ze in hun mars hebben. Dat moeten ze in deze leeftijdsfase ontdekken. Hierbij kunnen docenten en begeleiders, familieleden en (groot)ouders een rol spelen, door de leerling positief te coachen en keuzes te laten maken die bij hem of haar passen.
Gerdien Lassche is beleidsmedewerker Reformatorische Oudervereniging, Peter de Vries is expert en onderzoeker ouderbetrokkenheid.