Horen we als hogeschool wel op een feestje van fossiele energie?
Deze week vindt in Rotterdam een uniek evenement plaats. Het World Energy Council (WEC), ook wel de Wereldenergieraad genoemd, is neergestreken in de hallen van Ahoy. Het WEC is het belangrijkste wereldwijde overlegorgaan op het gebied van energievoorziening. De raad werd in 1923 opgericht en in 1924 werd in Londen de eerste bijeenkomst gehouden.
Namens Hogeschool Rotterdam mocht ik deelnemen aan deze conferentie en ben ik met mijn team aanwezig op de beursvloer. Het is fascinerend en indrukwekkend om te zien hoe een aantal uitermate rijke landen zich perfect weet te presenteren als het gaat over de verkoop van energie in allerlei mogelijke vormen. Het opvallendst is de beurspresentatie van Saudi Aramco en het ministerie van Energie uit Saudi-Arabië. Beide organisaties hebben op de beursvloer een glazen paleis gebouwd in zwart en wit, waarbij de glimmend zwarte vloer de hele dag wordt gepoetst door vier trouwe knechten.
Dit levert ook vragen op. Horen we hieraan eigenlijk wel een bijdrage te leveren? Kunnen we als hogeschool met onze strategische ambities op het gebied van energietransitie en toekomstbestendige economie wel deelnemen aan een feestje van fossiele energie? Een van onze studenten vroeg ons in de afgelopen week per mail indringend om „congressen en beurzen met bedrijven die bewust groen beleid tegenwerken links te laten liggen”.
Het toont aan dat in deze tijd moraal en morele ambitie voortdurend onderwerp van gesprek zijn. En dat is goed. Studenten en collega’s gaan niet zonder meer voor het grote geld of de beste carrière. Daarbij komt ook de vraag of een hogeschool een duurzame visie kan uitstralen terwijl die school zichzelf presenteert op een conferentie waarop het draait om olie en veel geld verdienen. Moet je dan wegblijven of juist gaan kijken om te zien hoe dat werkt?
Ik heb besloten om toch aanwezig te zijn, al voelt dat een beetje als Paulus op de Areopagus. We kunnen als Nederlandse kennisinstellingen laten zien dat er talloze technische en economische mogelijkheden zijn om minder afhankelijk te worden van aardolie en aardgas. Dat is zeker nog geen algemeen gedeelde kennis. In een pubquiz, samen met het Havenbedrijf Rotterdam georganiseerd, bleek dat vooral vertegenwoordigers uit Nederland, Denemarken en Finland veel feitjes konden reproduceren over de wereldwijde energiemarkt en de bijbehorende onduurzaamheid. Het zou mooi zijn als dit inzicht ook aanwezig zou zijn in landen waar olieproductie elke dag gewoon doorgaat en op sommige plaatsen zelfs nog steeds doorgroeit.
De verwijzing naar Paulus was een bewuste keuze. Het valt me steeds weer op dat er zo veel religieuze emoties betrokken zijn op de wereld van ”big oil”. Of het nu gaat om de rol van leiderschap in de multinationals (soms ook benadrukt als dienend leiderschap), het hiërarchische systeem met een soort pauselijk gezag, de strenge regels voor de leden en de afgrenzing van de eigen markt, de verafgoding van welvaart, de morele verontwaardiging, het buitensluiten van bepaalde groepen, het gebrek aan interesse in andermans standpunten of het galadiner in de Laurenskerk.
Daardoor wordt het een oprecht spannende vraag voor een christen. Hoor ik wel thuis in deze omgeving, waar Mammon god is? Het leidt voor mij, naast de fascinatie voor hoe het er in de energiewereld aan toegaat, ook tot inkeer. Ik rond deze column af midden op de beursvloer tijdens een rustmoment tussen twee pieken in. En ik realiseer me opeens dat in onze voorbede de grote wereld van olie en geld veel te weinig een rol speelt. We zijn zo gewend om in onze kerken te bidden voor vorstenhuis en regering. Maar deze wereld van energiebedrijven, vol glamour, bepaalt tot in de kleinste details hoe ons dagelijks leven eruitziet. Laten we vooral ook voor deze organisaties bidden om wijsheid en inzicht in wat het juiste handelen is.
De auteur is lector circulaire energietransitie aan Hogeschool Rotterdam.