Dat dr. C.P. de Boer het rapport van het studiedeputaatschap ”Homoseksualiteit in de kerk” bespreekt, stellen wij als leden van dit deputaatschap zeer op prijs. Maar zijn weergave van de inhoud van ons rapport en de conclusies die hij trekt, zijn zo ernstig onjuist dat ze om een korte maar noodzakelijke weerlegging vragen.
Om te beginnen adviseert het deputaatschap niet direct aan NGK‐gemeenten (ook niet aan CGK‐gemeenten die plaatselijk samenwerken met de NGK), zoals De Boer schrijft, maar aan de synode, die pas eind van dit jaar hierover besluiten wil nemen. Wij spreken in ons rapport ”Ruimte en richting” ook niet over ”homoseksuele koppels”, maar over homoseksuele broeders en zusters die in liefde en trouw samenwonen. Onze commissie weerspiegelt een veelheid van achtergronden en meningen, die zich niet laat samenvatten in ”voltallig minus één”. Belangrijker is dat de gronden waarop de commissie in meerderheid tot haar advies is gekomen van een heel andere aard zijn dan De Boer schrijft.
Het uitgangspunt van ons rapport zou volgens De Boer zijn „dat het verhaal van Gods heilsplan niet samenvalt met de Bijbel, maar in de Bijbel staat”. En de verschillende en gevarieerde verhalen zouden de christen de ruimte bieden „om zijn eigen verhaal te schrijven”. „Onder leiding van de Geest schrijft de christen samen met anderen het laatste hoofdstuk van Gods grote verhaal, aldus het NGK‐rapport.” Werkelijk niets van wat hier staat, is zo in ons rapport terug te lezen en niets van wat hier staat, doet recht aan de strekking van wat wij in ons rapport betogen. Het staat zelfs haaks op wat wij geloven en belijden.
Gebrokenheid
Niet minder gaat dit op voor het verband dat De Boer legt tussen onze lezing van Genesis 1 en 2 en de evolutietheorie. De door hem geciteerde passages komen uit hoofdstuk 3 en 4, die geschreven zijn als inventarisatie van visies die in de literatuur voorkomen en waarvan uitdrukkelijk wordt gesteld dat op basis van deze inventarisatie geen conclusies worden getrokken (pagina 55). Nergens spreken wij ons uit over een symbolische lezing van Genesis 1 en 2. Nergens ook oppert het rapport dat homoseksualiteit geen gevolg is van de zondeval, maar onderdeel zou zijn van Gods goede schepping.
Op pagina 104 van ons rapport staat het tegenovergesteld: „De dominante visie in onze cultuur is dat iedere seksuele oriëntatie, iedere seksuele en genderidentiteit van een gelijke orde is en ook helemaal in orde is. Waar het om gaat is, dat je helemaal jezelf bent en volgens je eigen ontwerp leeft. Met de notie van ‘gebrokenheid’ willen we daartegen stelling nemen.” Deze laatste zin vertolkt onze visie.
De Boer stelt ook dat ons rapport een onvoorwaardelijke toelating van samenwonende homoseksuelen tot ambten en sacramenten bepleit. Ook dat is feitelijk onjuist. Het rapport vraagt niet om een onvoorwaardelijke toelating, maar het stelt omgekeerd dat het enkele feit dat iemand homo is geen reden is om hem of haar af te houden, ook niet als er sprake is van samenwonen in liefde en trouw.
Dan beweert De Boer dat niet Genesis 1 en 2, maar de seculiere wetenschap, de opinie van de geseculariseerde samenleving en het individuele autonome levensgevoel bepalen hoe het rapport spreekt over huwelijk en seksualiteit. En volgens hem betekent onze visie „dat Gods Woord hedendaagse christenen op het terrein van de seksuele ethiek in de steek laat”. Al uit het artikel van De Boer zelf blijkt dat deze conclusie ons rapport geen recht doet. Het draagt immers uit dat het huwelijk een unieke levenseenheid tussen één man en één vrouw is, waarin man en vrouw levenslang en in volledige toewijding aan elkaar verbonden zijn (zo’n beetje de enige juiste bewering van De Boer over de inhoud van ons rapport). Dat wij desondanks ruimte zien voor homoseksuele relaties in liefde en trouw is niet vanwege onze cultuur, of het moderne levensgevoel, maar vanwege hoe we de HEERE God in Zijn Woord, de Bijbel, leren kennen. Hij is een God Die uit ontferming keer op keer de mens in nood tegemoetkomt – ons rapport geeft er legio voorbeelden van. Geheel anders dus dan de indruk die De Boer wekt, speelt de Bijbel in ons rapport geen bijrol maar de hoofdrol.
Gesprek
De slotzin –en titel– van De Boers bijdrage is tevens het meest onthutsende van zijn bijdrage, namelijk dat ons rapport de Nederlandse Gereformeerde Kerken het Evangelie ontzegt en jong en oud uitlevert aan een seculiere cultuur. Op basis van de Bijbel trekken De Boer en de meerderheid van het studiedeputaatschap uiteenlopende en zelfs haaks op elkaar staande conclusies over de plaats van onze homoseksuele broers en zussen in de gemeente van Christus. Dat is te billijken en te begrijpen. Maar dat uit het meningsverschil op dit punt geconcludeerd wordt dat wij een ander Evangelie voorstaan en (in onze woorden) een andere Christus prediken; het beneemt ons even de adem. Zou een gesprek van hart tot hart niet eerst nodig zijn voordat zulke conclusies getrokken en openbaar worden gemaakt?
Het is omwille van onze Heere Jezus Christus, omwille van onze homoseksuele broeders en zusters en omwille van de kerk van Christus dringend gewenst dat we als volgelingen van Jezus Christus met elkaar het gesprek zoeken, ook over de weg die onze homoseksuele broers en zussen in het licht van Gods Woord mogen gaan, hebben te gaan. Dit gesprek ligt gevoelig en is niet zelden ingewikkeld, we beseffen het. Het vraagt daarom van ons allen dat we werkelijk naar elkaar luisteren en er de rust en tijd voor nemen om elkaar recht te doen en te begrijpen. Vooral omwille van dat gesprek spijt het ons zeer dat De Boer met zo’n reactie komt. En dat hij zijn onheuse oordelen over ons rapport ook nog eens op de zogenoemde samenwerkingsgemeenten projecteert –en hen zo in diskrediet brengt– draagt naar onze overtuiging onnodig bij aan de onderlinge vervreemding binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Laat daarom de lezer alsjeblieft zelf oordelen over wat er in het rapport staat, inclusief de vele verhalen van mensen die hiermee dagelijks worstelen.
De auteur is voorzitter van het studiedeputaatschap homoseksualiteit in de kerk (NGK).