Eeuwenoud planetarium voorspelt de zonsopgang nog nauwkeurig
Aan het plafond van zijn woonkamer bouwde Eise Eisinga ruim 240 jaar geleden een model van het zonnestelsel. Het werkt nog steeds. „Kijk, vanochtend kwam de zon op om 6.23 uur.”
Het grote portret op de muur komt ineens tot leven. „Welkom in mijn planetarium”, zegt de man. „U kunt het model straks bezichtigen in mijn kamer. Alle planeten zijn erop te zien.”
Het beeld zoomt wat verder uit, en er komt een andere man in beeld. „Meneer Eisinga, ik vrees dat dit niet meer helemaal klopt”, zegt astronaut André Kuipers. „Intussen zijn er wat meer planeten ontdekt en kunnen we zelfs de ruimte in!”
Directeur Adrie Warmenhoven van het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium in Franeker kijkt lachend naar het scherm, dat de introductie vormt van een looproute door het museum. „Een grapje dat we hebben toegevoegd om bezoekers op een leuke manier welkom te heten.”
Een grap die een kern van waarheid bevat, want helemaal compleet is het oudste nog werkende planetarium ter wereld inderdaad niet. Wolkammer en amateurastronoom Eisinga was in 1781 nét twee maanden klaar met het nabouwen van het zonnestelsel –na jarenlang flinke arbeid– toen een collega-astronoom een nieuwe ontdekking deed. William Herschel spotte met zijn zelfgebouwde telescoop de planeet Uranus. Maakt niet uit, want die planeet paste sowieso niet meer op het plafond. „Dan had het model twee keer zo groot moeten zijn.”
Werelderfgoed
Ook met zes planeten in plaats van de vandaag bekende acht exemplaren werkt het model van het zonnestelsel nog perfect. Langzaam, met het blote oog niet zichtbaar, draaien de goudbeschilderde bollen hun rondjes aan het plafond. Aangedreven door een raderwerk op de zolder van het woonhuis, dat bediend wordt door een slingerklok die boven de bedstee hangt. Het model is het pronkstuk van het planetarium, dat intussen gevestigd is in drie woonhuizen. Het museum begon in het woonhuis van Eisinga, maar dat werd wel erg krap om de groeiende hoeveelheid bezoekers op te vangen. Dus kocht directeur en conservator van het museum Adrie Warmenhoven er twee panden bij, de naastgelegen oude koffiebranderij en een bakkerij. Bezoekers zigzaggen via een speciale looproute door het museum heen, vol kleine gangen, steile trappen en leuke doorkijkjes. „Dat is de charme van oude panden”, lacht Warmenhoven, terwijl hij een kleine zijdeur opent en wijst op een trap naar boven. „Voorzichtig lopen, het is erg steil.”
De directeur, die al sinds 2001 bij het museum werkt, heeft een drukke tijd achter de rug: het planetarium is net officieel werelderfgoed geworden. Op zijn kantoor laat Warmenhoven stapels met dikke mappen zien, vol informatie over de historische waarde van het museum.
Werelderfgoed, dat word je niet zomaar. Het hele proces heeft bij elkaar twintig jaar geduurd. Warmenhoven somt op: „Tussen 2003 en 2010 zijn we in overleg met de overheid geweest om onze kandidatuur naar voren te brengen. Een land nomineert altijd bij Unesco, dat kunnen we niet zelf doen. Vanaf 2010 begon het officiële traject en uiteindelijk hebben we in januari 2022 het dossier aan Unesco overhandigd. Daar is járen aan gewerkt, samen met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Rijksdienst Cultureel Erfgoed. In juli 2022 kwam er een positief advies en gaf Unesco in september tijdens haar congres in Riyad definitief groen licht.”
De nieuwe status doet het planetarium goed; zo is het bezoekersaantal flink toegenomen en komen er ook veel (basis)scholen van buiten de provincie langs.
Mars
Behalve het model van Eisinga zijn er nog veel andere dingen te zien in het museum. Zo leidt de looproute door een aantal donkere gangen met afbeeldingen van de sterrenhemel. Op kleine beeldschermen worden dingen uitgelegd over de planeten. „Ontdek hier hoeveel manen Mars heeft”, staat ergens te lezen. Iets verderop kunnen bezoekers op een weegschaal gaan staan om te ontdekken hoeveel ze op een andere planeet wegen. „Ik denk niet dat dit helemaal klopt”, lacht een man ietwat geschokt als hij op de ijzeren plaat gaat staan.
De beeldschermen worden hier en daar afgewisseld met vitrines waarin oude astronomische instrumenten te zien zijn. In de tijd van Eisinga was het heel normaal om als burger met natuurwetenschap bezig te zijn. Zeker in Friesland waren er veel getalenteerde vrijetijdswiskundigen, die dankzij de nabijheid van de universiteit in Franeker van alles leerden over natuurkunde en sterrenkunde. Boeren maakten zelf zonnewijzers en bliksemafleiders. „Soms bouwden mensen hun eigen telescoop”, legt Warmenhoven uit terwijl hij naar een vitrine wijst met zo’n oud exemplaar. „Het waren kinderen van de verlichting, ze onderzochten zelf graag dingen en stelden nieuwe kennis voorop.”
De looproute gaat verder langs een filmzaal waarin een documentaire draait. In een zijkamer is nog van alles te zien over het dagelijks werk van Eisinga als wolkammer, een beroep waarbij ruwe wol gebruiksklaar werd gemaakt om het verder te bewerken. De plukken wol hangen overal over de rekken in de kamer heen.
Dan klinkt een stem uit de speakers. „Over vijf minuten start in de kamer van Eisinga een Nederlandse rondleiding.” De bezoekers verzamelen zich in de gangen om uitleg te krijgen over het hoogtepunt van het museum: het planetarium zelf.
Schrikkeljaar
In 1774 publiceert de Friese predikant Eelco Alta een boekje waarin hij een enge voorspelling doet. Volgens hem zal op 8 mei 1774 door de gezamenlijke aantrekkingskracht van de maan en vier planeten de aarde uit zijn baan worden geslingerd en in de zon verbranden. Een voorspelling die tot heel wat onrust leidt bij de Friese burgers. Voor Eise Eisinga extra reden om aan de bouw van zijn planetarium te beginnen. Dan kan hij mensen laten zien dat de aarde absoluut niet uit koers zal raken en verbranden.
Langzaam maar zeker wordt het plafond van de woonkamer van de Eisinga’s getransformeerd. „Intussen ging het gewone leven gewoon door”, zegt de gids terwijl ze naar de bedstede wijst. „De familie sliep hier ook en daar aan de andere kant werd het eten klaargemaakt.”
Zeven jaar later is het schaalmodel van het zonnestelsel af. Een millimeter afstand op het plafond is in het echt een miljoen kilometer. „Met het blote oog is het niet te zien, want de planeten bewegen heel langzaam, maar ze bewegen wel echt. Als u hier over een maand weer komt, staat Mercurius precies aan de andere kant van de zon”, legt de gids uit.
Het model wordt aangedreven door een slingerklok, die het raderwerk boven het plafond in beweging zet. „Kijk, hier bij de bedstede hangt het gewicht van de klok. Dat moeten we elke vijf dagen optrekken.”
Op de buitenste ring van het plafond is precies te zien welke datum het die dag is: donderdag 28 martius, 2024. Dat jaartal heeft Eisinga er niet zelf op geschilderd. „Hierboven ligt een plank waar 22 jaartallen op passen. Elke 22 jaar halen wij die plank los en schilderen we er weer nieuwe getallen op. Al die onderhoudswerkzaamheden zijn keurig omschreven in een boekje dat Eisinga heeft nagelaten.”
„Wat gebeurt er tijdens een schrikkeljaar?” vraagt een bezoeker zich af. „Dan klopt het model toch niet meer?” Maar ook daar blijkt de amateurastronoom rekening mee te hebben gehouden. „De maand februari loopt tot de 28e. Bij een schrikkeljaar maken we aan het eind van de dag het buitenste wiel los van de rest en zetten het een dag terug. We herhalen dus de 28e; dat levert een dag extra op en de rest van de hemellichamen blijft gewoon doordraaien. Dat is speciaal zo ontworpen.”
Ook het raderwerk dat het model in werking zet, is te bezichtigen. De gids gooit nog een leuk feitje in de groep: „Er zijn 6000 spijkers voor gebruikt die toen nog allemaal met de hand werden gesmeed. Als u straks even boven gaat kijken, kunt u de hele constructie zien. Pas wel op voor het steile trappetje, en het plafond is ook erg laag.”
Eenmaal buiten rennen twee jongetjes enthousiast naar de trap toe. „Hierheen, opa!” klinkt het. Opa kijkt wat bedenkelijk omhoog. „Lopen jullie maar, ik blijf hier wel wachten en kijk op het scherm.”