Barendrechtse jongeren ontmoeten opperrabbijn: „Kapitein verlaat als laatste het schip”
Een groep jongeren uit Barendrecht hoorde dinsdag van opperrabbijn Binyomin Jacobs over uitgescholden worden, niet in de trein durven en politieauto’s langs het huis. Zou u niet liever in Israël wonen? „Ja. Maar een kapitein verlaat als laatste het schip.”
Ze zijn al van ver te horen, zo’n veertig jongeren uit de hervormde Immanuëlkerk in Barendrecht die dinsdagavond naar Amersfoort zijn afgereisd. Het smalle steegje waaraan de synagoge staat is al snel hutjemutje vol. Maar als opperrabbijn Binyomin Jacobs de dubbele sloten van de deur van het Joodse gemeenschapshuis, tegenover het bedehuis, opent, wordt het vanzelf stil en vindt iedereen rustig een plek aan een van de tafeltjes.
De catechisanten, in de leeftijd van ongeveer 12 tot 18 jaar, zijn hier vanavond op initiatief van ds. A. Langeweg. De predikant liet de jongeren een interview zien dat het Reformatorisch Dagblad eerder opnam met Jacobs over het groeiende antisemitisme en vroeg hen naar aanleiding daarvan een brief te schrijven aan de rabbijn. Tien epistels waren het resultaat, waarin de jongeren schreven over hun verbondenheid met het Joodse volk. Een ontmoeting werd gepland.
Ratten
Vanavond geen lezing. „Vraag maar raak”, nodigt Jacobs uit na een korte inleiding over de synagoge in Amersfoort, de een na oudste in Nederland die nog in gebruik is. „Wat is een opperrabbijn eigenlijk?” wil een jongere weten. Een rabbijn is een jurist, leert de groep. Hij weet hoe hij wetten moet destilleren uit de Talmoed, de mondelinge leer. „Bijvoorbeeld op hedendaagse vragen als: wanneer moet ik het ochtendgebed doen als ik in een Challenger rond de aarde vlieg? Of: mag ik autorijden op sabbat?” Jacobs is als opperrabbijn sinds 2008 de baas over de lokale rabbijnen.
Muisstil is het als Jacobs vertelt over de tijd net na de oorlog. „Je moet niet denken dat er toen geen antisemitisme was in Nederland. Mijn vader had met zijn familie ongeveer 2,5 jaar ondergedoken gezeten. Ze overleefden door schillen te eten, en ratten. Na de bevrijding kwamen ze uit hun schuilplaats met zwaar hongeroedeem. Maar konden ze terug naar hun eigen huis en winkel aan de Albert Cuypstraat in Amsterdam? Waren ze welkom? Nee, in het huis woonden anderen. Zes weken lang moesten ze op straat slapen, daarna bivakkeerden ze in de werkplaats bij de winkel. Mijn opa schreef een brief aan het college van burgemeester en wethouders met de vraag of ze alsjeblieft hun eigen huis weer in mochten.”
„Je moet niet denken dat er na de oorlog geen antisemitisme was in Nederland” - Binyomin Jacobs, opperrabbijn
Ongelovige
Zeg niet te snel generaliserend dat alleen moslims antisemitisch zijn, geeft de opperrabbijn de jongeren mee. „In de oorlog waren hier nog geen moslims.” Zelf heeft hij goede contacten met sommige moslims. „Bijvoorbeeld met een islamitische burgemeester. We kunnen als vrienden spreken. Maar als zoiets naar buiten komt, krijgt hij de ergste bagger over zich heen. Dan wordt hij uitgemaakt voor ongelovige.”
In de Joodse gemeenschap leeft veel angst, zegt Jacobs. „Joodse scholen zijn bunkers en ik krijg regelmatig bange mensen bij me. In de twintig minuten die ik zaterdag naar de synagoge loop, word ik vaak 3 à 4 keer nagescholden. Met de trein ga ik al jaren niet meer, veel te gevaarlijk.”
Zal het antisemitisme ooit verdwijnen? Nee, zegt Jacobs. „In het Hebreeuwse woord Sinaï, waar het Joodse volk de wet kreeg, zit het woord haat. Met dat het Joodse volk ontstond was er haat. Antisemitisme is van alle tijden.” Leunt Jacobs daarom maar achterover? Nee, dat ook niet. „We moeten het antisemitisme bestrijden.” Dat begint in opvoeding en onderwijs, thuis en op school. „Er zijn kinderen van drie die mij uitschelden. Pas trok een Marokkaanse vrouw haar zoontje met zich mee, naar mij toe. Kijk, zei ze, je hoeft niet bang te zijn. Dat kind dacht dat ik zijn ogen eruit wilde halen, voor de kinderen in Israël.”
Om dit soort gedachten uit de wereld te helpen, is het belangrijk dat de groep uit Barendrecht in Amersfoort is, zegt Jacobs. „Jullie hebben vanavond iets geproefd van het Jodendom. Ik hoop dat jullie ambassadeurs worden. Ga in gesprek als je merkt dat mensen om je heen een beetje anti zijn opgevoed.”
„Ik hoop dat jullie ambassadeurs worden” - Binyomin Jacobs