Helpt meer les over Holocaust om antisemitisme te voorkomen?
In veertig jaar tijd lag het aantal antisemitische incidenten niet zo hoog als nu, stelde het CIDI dinsdag. De politiek pleit voor meer onderwijs over de Holocaust. Maar kunnen lessen over vroeger hedendaags antisemitisme wel voorkomen?
„Explosieve toename” en „historisch dieptepunt”. Het zijn flinke woorden die het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) gebruikt in zijn jaarlijkse antisemitismemonitor. De organisatie registreerde vorig jaar bijna 2,5 keer meer incidenten van Jodenhaat in Nederland dan het jaar ervoor. Het centrum vreest zelfs dat de cijfers over 2024 nog veel hoger zullen uitvallen.
Minister Dilan Yeşilgöz (Jusititie en Veiligheid) vindt daarom dat jongeren thuis en op school veel meer moeten leren over bijvoorbeeld de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog. Ook het CIDI zelf en Eddo Verdoner, Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, vinden dat er op scholen meer aandacht moet zijn voor antisemitisme en de Holocaust.
Ton van der Schans, voormalig voorzitter van de Vereniging Geschiedenisdocenten Nederland, is sceptisch over de oproepen. „Ministers roepen al jaren dat er meer les over de Holocaust moet worden gegeven. Maar nooit wordt er bij gezegd hoe dat dan precies moet.” Volgens Van der Schans „regent het onderzoeksresultaten” over de stand van het geschiedenisonderwijs. „Het is inmiddels wel bekend wat de knelpunten zijn. We komen helaas echter niet verder dan te benoemen waar het probleem zit.”
Het moeilijke aan Holocaustonderwijs is volgens de voormalig geschiedenisdocent de vervlechting met het heden. „Docenten weten theoretisch heel goed dat er onderscheid is tussen Joden en Israël. Ook is voor hen duidelijk dat tegen Jodenvervolging zijn, niet betekent dat je ook voor de politiek van Netanyahu bent. Maar de praktijk in de klas leert echter dat die onderwerpen jammerlijk door elkaar lopen. Voor je het weet, staat de klas in vuur en vlam.”
Neutraal
Die vermenging speelt volgens de docent niet alleen in het onderwijs. „Kijk naar de recente opening van het Holocaustmuseum. Dat tegenstanders van de oorlog in Gaza daar mochten protesteren, laat er iets van zien.” Volgens Van der Schans is die vermenging onjuist, maar wel begrijpelijk. „De oorlog in Gaza dempt bijna automatisch de kritiek op antisemitische incidenten in Nederland. Het is gewoon een erg ingewikkeld onderwerp.”
Dat er op scholen massaal geen onderwijs meer gegeven zou worden over de Holocaust, is volgens Van der Schans niet waar. Minder dan 5 procent van de docenten kiest er volgens hem voor om het thema niet meer in de klas te behandelen. „Dat kan te maken hebben met de ideologische afweging van een docent of omdat de school geen heibel wil.” Verreweg de meeste leerkrachten proberen volgens hem neutraal te zijn in hun lessen over het Midden-Oosten, ook al is dat volgens hem „beroerd moeilijk”. „Ieder mens heeft nu eenmaal een bepaalde vooringenomenheid.”
En juist dat is belangrijk om leerlingen te leren, vindt de voormalig docent. „Bronnenkritiek moet veel meer aandacht krijgen. Zo leren studenten dat er verschil zit tussen meningen en feiten. En dat sommige feiten slechts een deel van de waarheid vertellen. Op die manier leren ze kritisch kijken naar datgene wat ze zien en horen.”
Wat Van der Schans betreft gaat kwaliteit daarbij boven kwantiteit. „Er moet een verdieping plaatsvinden van het Holocaustonderwijs. Zo stijgen lessen uit boven de emoties en oneliners en komt er een dialoog op gang. Alleen dan kan geschiedenisonderwijs leiden tot gedragsverandering. En alleen dan zal Holocaustonderwijs bijdragen aan het verminderen van antisemitisme.”
„Voor je het weet staat de klas in vuur en vlam” - Ton van der Schans