Zeker 10.000 GG-jongeren horen over echte blijdschap
„Waar word je echt blij van? Dat je populair bent in de groep? Of dat je vandaag naar de Bondsdag mag komen om uit Gods Woord te horen, waarin échte blijdschap te vinden is?” Die vragen stelde E. Barten, directeur van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG), zaterdag aan de jongeren die in Apeldoorn naar de Bondsdag (+12) waren gekomen.
„Dat er hier zo’n 700 en op 9 andere plaatsen in Nederland bij elkaar minstens 10.000 jongelui bijeen zijn, ook daar kun je al écht blij van worden”, zei Barten. De JBGG hield zaterdagmorgen op tien verschillende plaatsen in Nederland bijeenkomsten voor kinderen en jongeren (zowel 12- als 12+), met het thema ”Om écht blij van te worden… Filippus en de kamerling uit Morenland”.
Verlangen
In Apeldoorn sprak de plaatselijke predikant ds. R.A.M. Visser over het thema. Hij beschreef de teleurgestelde kamerling die uit Jeruzalem was vertrokken, op weg naar Ethiopië. „Ondanks de hitte las de kamerling uit een gekochte boekrol het hoofdstuk Jesaja 53. Hij had de prachtige tempel en de tempeldienst gezien, maar als heiden was hij een buitenstaander en mocht hij geen offer brengen. Aangetrokken tot de God van Abraham, Izak en Jakob en met een verlangen naar de komst van de Messias, zou hij als heiden nooit bij het uitverkoren volk van de Joden behoren, ook al was hij een machtig en vermogend man. Misschien had hij maar beter bij de Ethiopische godsdienst kunnen blijven?”
In zijn tweede toespraak, over ”de les van Filippus”, schetste ds. Visser de plotselinge komst van Filippus, die de kamerling de vraag stelde of hij begreep wat hij las. „Filippus, die had gehoord welk hoofdstuk de kamerling las, kon hem uitleggen dat Jezus Christus in Jeruzalem als het geslachte Lam was gekruisigd, gestorven en opgestaan. De Heilige Geest was uitgestort en mensen kwamen tot geloof, ook niet-Joden zoals Samaritanen en heidenen. Dat moet voor de Ethiopiër verheugend zijn geweest: dat er dus toch voor hem, als heiden, genade was en dat hij bij de christelijke gemeente kon horen.”
Ds. Visser zei dat de kamerling na zijn belijdenis „van ganser harte geloofde” en gedoopt werd. „Het water reinigde de buitenkant en de Heilige Geest zijn ziel, zodat zijn zonden waren vergeven. Het feit dat Filippus meteen werd weggenomen, deerde de kamerling niet, want hij reisde zijn weg met echte blijdschap, omdat al zijn vragen waren beantwoord en opgelost.”
„Hoe is dat met ons, jongelui?” vroeg ds. Visser. „Herken je jezelf hierin? Heeft Gods Woord, de dienst van de Heere en het offer van Jezus Christus betekenis voor jou? Durf jij met je vrienden hierover te praten? Weet jij wat echte blijdschap is? Herken je die diepe verwondering van de kamerling dat zijn zonden waren vergeven?”
Braaf
Na de toespraak van ds. Visser werd een vraaggesprek gehouden met J. Tinholt. een buitenkerkelijke die tot geloof is gekomen. Tinholt vertelde over zijn jeugd, dat hij nooit naar een kerk ging en ook nooit uit de Bijbel las. „Op zondag ging ik voetballen en soms moest ik die dag werken. Ik hield van het uitgaansleven. Er was dan ook niets in mij dat naar de Heere vroeg. Dat veranderde op mijn negentiende, toen ik werd uitgenodigd om een kerkdienst bij te wonen. Die raakte mij diep. Ik besefte dat ik een antwoord moest krijgen op de vraag: „Als God bestaat, dan zou ik Hem moeten dienen. Of is er geen God?”
„Als God bestaat, dan zou ik Hem moeten dienen” - J. Tinholt, voormalig buitenkerkelijke
Om dat uit te zoeken, begon ik net als de kamerling in de Bijbel te lezen. Ik bezocht de evangelisaties in Alkmaar en Amsterdam. Ik wilde mijn leven beteren, maar merkte dat dit niet ging. Het was een worsteling –het ging niet zo snel als bij de kamerling–, maar ik kreeg vrede met God en mocht weten van de vergeving van mijn zonden.”
Ouderling Van Winkelen getuigde van de „grote genade” van God, dat Hij naar „de brave Van Winkelen” had omgezien en hem tot geloof had gebracht.