Historicus dr. David Onnekink groeide op in een gereformeerd synodaal gezin waar denken over milieu verdacht was. Te links. Te horizontaal. Nu is hij bijzonder hoogleraar christelijk ecologisch denken.
In de afgelopen tien jaar bekroop Onnekink het gevoel dat het niet goed gaat met de schepping. „Net als veel andere Nederlanders zag ik pas laat in dat we op een klimaatcrisis afstevenen”, zegt de kersvers hoogleraar.
Tegelijk pint hij zich niet vast in het debat. En van activisme is de hoogleraar wars. „Als historicus moet je met afstand naar onderwerpen kunnen kijken. Je duidelijk positioneren hoort niet bij mijn discipline.”
Sinds januari bekleedt hij de nieuwe Martine Vonk-leerstoel aan de Theologische Universiteit Kampen-Utrecht. Dat doet hij naast zijn aanstelling als historicus aan de Universiteit Utrecht. Vrijdag houdt hij een lezing op een symposium over duurzaamheid (zie ”Symposium”).
Bij uw aanstelling gaf u aan een „groene geschiedenis” te willen vertellen. Waarom?
„Het valt me op dat de discussie over duurzaamheid meestal gelinkt is aan de actualiteit. Maar als historicus kun je laten zien hoe en waarom we in de problemen zitten. Dat geeft diepte aan het debat.
Ook wil ik bijvoorbeeld vertellen hoe protestants-christelijk Nederland zich heeft verhouden tot de natuur. Wat opvalt is dat de aandacht voor duurzaamheid met horten en stoten lijkt te gaan. Samen met Suzanne Ros deed ik al onderzoek –onder meer via Digibron– naar de momenten waarop christenen in Nederland zich veel bezighielden met het milieu. We ontdekten dat er vier pieken zijn.
De eerste piek was aan het begin van de jaren 70, na de publicatie van het rapport van de Club van Rome. De tweede kwam in 1989, de tijd van zure regen en het Conciliair proces, waarbij kerken zich gingen inzetten voor vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping. Rond 2010 zien we een nieuw omslagpunt. Dan gaan evangelische kerken zich ook roeren. Allerlei organisaties starten met groene activiteiten: zoals Micha Nederland, Tearfund en Groene Kerken.
Vanaf 2020 groeide de aandacht opnieuw, mogelijk in aanloop naar de klimaattop in Glasgow. We zien bijvoorbeeld petities van predikanten.”
Als historicus deed u al eerder onderzoek naar de relatie tussen protestantse zending en ecologie. Welke opvallende zaken kwam u tegen?
„Mijn onderzoek laat zien dat zendelingen vaak een duidelijke visie op de schepping hadden. Die visie bleek ook aan verandering onderhevig. Dat laatste relativeert onze ecologische visie: die is geen absolute waarheid.
De natuur werd vroeger als iets wilds gezien wat bedwongen en gecultiveerd moest worden. Als je mensen ging bekeren, haalde je deze eerst uit de wilde natuur. Tegelijk bleef de schepping het tweede boek van God waarin Hij Zijn grootsheid laat zien.
Verder kwam ik tegen dat Britse zendelingen aan het begin van de negentiende eeuw kaalslag en verwoestijning opmerkten in Zuid-Afrika. Ze vonden dat het door de mens was veroorzaakt en dat ze het moesten tegengaan.
Wat ook opviel: oude zendingskaarten halen vaak niet alleen de zendingsopdracht uit Mattheüs 28 aan, maar verwijzen ook naar Psalm 22 en 24 die de heerschappij van God over heel de aarde benadrukken. Teksten die de schepping insluiten.”
In hoeverre signaleert u een spanning tussen het brengen van het evangelie en de zorg voor de schepping?
„In theorie niet. Zending gaat vaak samen met het bouwen van ziekenhuizen of scholen en het bieden van noodhulp. In dat rijtje past scheppingsbewust handelen ook. Zeker gezien het feit dat mensen in het globale zuiden extra geconfronteerd worden met klimaatverandering.
Dat vliegen schadelijk is voor het klimaat ervoeren zendingsorganisaties vroeger niet zozeer als een dilemma. Zorgen daarover nemen de laatste jaren een vlucht.”
Hoe kunnen historische inzichten het debat rond duurzaamheid en klimaat verder helpen?
„Spreken over klimaat gaat vaak over wat we allemaal moeten of niet meer mogen. Die normativiteit kan mensen afschrikken. Historici vertellen verhalen. In onze tijd is meer dan ooit behoefte aan verhalen. Die verhalen kunnen gaan over wat klimaatverandering teweeg heeft gebracht in arme landen in het zuiden of hoe zuinig en duurzaam de Amish leven.
Ten tweede kunnen historici goed aankaarten als er zaken onze cultuur zijn binnengeslopen die mogelijk niet vanzelfsprekend zijn. Neem bijvoorbeeld de Sustainable Development Goals (duurzaamheidsdoelen, MK) van de Verenigde Naties. Deze doelen zijn op zich nastrevenswaardig. Toch draaien ze bijna allemaal om het welzijn van ons mensen. Is dat werkelijk onze scheppingsopdracht? Zo goed mogelijk voor onszelf zorgen?”
Lynn White stelde in 1967 in een beroemde paper dat het christendom bijdroeg aan de ecologische crisis van deze tijd. In hoeverre had hij gelijk?
„In een paar bladzijden schrijft deze Amerikaanse historicus dat de middeleeuwse theologie de oorzaak van de huidige milieuproblematiek was. Hij wijst dan op de christelijke gerichtheid op de hemel, waarbij de aarde een soort decor wordt om maar te gebruiken. Dat zou leiden tot de uitbuiting die we nu zien.
Whites artikel is een ijkpunt geworden in de wetenschap. Het debat erover gaat onder theologen, filosofen en historici nog steeds door. De meesten geven hem in de kern gelijk. Intuïtief doe ik dat ook. Tegelijk zeg ik als wetenschapper: Dit is te simpel, het moet genuanceerder liggen. Daar wil ik onderzoek naar doen. De Bijbel staat immers bol van een positieve kijk op de schepping. Verder bevat onze protestantse cultuur veel elementen die juist milieubewustzijn faciliteren.”
U betoogde elders dat juist protestantse landen positieve stappen zetten op milieugebied. Hoe overtuigend is dat verband?
„Het lijkt haast greenwashing van protestantisme”, zegt Onnekink glimlachend. „Maar nee, juist die landen zijn ook het meest vervuilend. Dat ontkent niemand.
Toch is het verband door meerdere onderzoekers geconstateerd en is het echt opmerkelijk. Er zijn twaalf landen wereldwijd waar groene politieke partijen zitting hebben of hadden in de regering. Zes daarvan zijn of waren protestants.
Het is niet zo dat calvinisme automatisch leidt tot meer milieubewustzijn. Wel is er een mogelijk verband via de protestantse cultuur die zich kenmerkt door zuinigheid, actiegerichtheid en zelforganisatie. Het verhaal van de milieubeweging toont verrassende overeenkomsten met het calvinisme. Beide bewegingen geloven dat het slecht gaat met de aarde. Ook geloven ze dat het komt door onze ‘zonden’. En wat ons te doen staat? We geloven dat we sober moeten leven en ons moeten bekeren. Ondertussen komt het oordeel eraan. Daarbij zijn er twee wegen: het kan goed of slecht aflopen.”
U zal vijf jaar verbonden zijn met de Martine Vonk-leerstoel. Wat wilt u bereiken?
„Behalve het doen van historisch onderzoek, wil ik mensen bij elkaar brengen. Mij valt op dat het gesprek onder Nederlandse christenen over klimaat en duurzaamheid erg gepolariseerd is. Ik hoop dat het normaliseert. Tijdens mijn onderzoek wil ik graag in gesprek met christenen die kritisch en sceptisch zijn rond klimaat. Ik ben geïnteresseerd in hun motieven. Uiteindelijk hoop ik een verbindende functie te hebben.”