De Tweede Kamer eist dat het kabinet zijn plannen om toezicht te houden op islamitische weekendscholen en kerkelijk jeugdwerk, flink inperkt. Dat is een mooi begin, maar „juich niet te vroeg”.
Tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting 2024, ruim een maand geleden, dienden SGP-fractievoorzitter Chris Stoffer en zijn CDA-collega Harmen Krul een motie in die vraagt om het toezicht op informeel onderwijs „enkel en alleen” te richten op „broedplaatsen van radicalisering en strijdigheid met de democratische rechtsorde”.
Bij de stemming bleek dat een Kamermeerderheid achter de uitspraak stond. De fracties van PVV, GroenLinks/PvdA, BBB, PvdD, FVD, ChristenUnie en JA21 steunden de motie. SGP’er Stoffer vindt dat het kabinet nu een streep moet halen door de voorbereiding van een omstreden wetsvoorstel over toezicht op informeel onderwijs. Hij vroeg direct na de stemming om een brief waarin de regering aangeeft hoe zij de motie uit gaat voeren.
Hebt u ondertussen al iets vernomen van minister Paul voor Primair en Voortgezet Onderwijs?
Stoffer: „De Kamer heeft nog geen brief ontvangen van de minister, hoewel daar wel om is gevraagd. Laat de minister snel duidelijkheid bieden; het is niet nodig om lang te wachten.”
Is de motie voldoende aanleiding om een streep door de wet te zetten? Het kabinet kan een motie naast zich neerleggen.
„De motie is zeker voldoende aanleiding, want het kabinet is in beginsel gehouden moties uit te voeren. Bovendien is het kabinet demissionair en de Kamer is nieuw gekozen. Het zou vreemd zijn als deze minister tegen de wens van de Kamer ingaat. Er is bovendien veel kritiek op het plan, ook vanuit overheidsadviseurs en -organisaties. Het huidige plan moet dus van tafel.”
Waarom bent u zo gekant tegen deze wet? Islamitische weekendscholen die haat preken tegen de Nederlandse cultuur zijn toch iets wat u ook niet wenselijk acht?
„Als lid van de parlementaire onderzoekscommissie over financiering van moskeeën heb ik gezien dat de activiteiten van jihadisten een serieuze zorg zijn. De veiligheidsdiensten wijzen daar ook geregeld op. Onze motie vraagt daarom om zulke misstanden wel aan te pakken. Het voorstel van het kabinet gaat echter veel verder. Daardoor zou de onderwijsinspectie toezicht gaan houden op allerlei vormingsactiviteiten, waaronder in kerken, terwijl daarover geen enkel probleem bekend is. Dat is schieten met een kanon op een mug.”
Grondwet
Prof. dr. mr. Renée van Schoonhoven, hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, bekritiseert ook de zware middelen die de overheid wil inzetten tegen het informeel onderwijs: „Er kunnen wel zorgen zijn over bepaalde aanbieders van informeel onderwijs. En deze aanbieders kunnen op grond daarvan in beeld zijn bij politie en justitie. Dat kan onder omstandigheden en voorwaarden heel legitiem zijn. Dus toezicht op specifieke aanbieders van informeel onderwijs is mogelijk, maar dan op basis van een andere juridische grondslag, namelijk die van openbare orde en veiligheid. Artikel 23 van de Grondwet levert ook voor dit type incidenteel toezicht geen adequate basis. Daar hebben we in ons rechtssysteem andere instrumenten voor.”
Het kabinet baseert het uitgebreide toezicht op het informeel onderwijs op een nieuwe interpretatie van artikel 23. Is dat juridisch gezien mogelijk?
Van Schoonhoven: „Toezicht beperkt vrijheid. Die beperking is heel goed te rechtvaardigen als het om basisscholen in het publieke bestel gaat. Maar daarbuiten moeten er stevige argumenten zijn om tot die vrijheidsbeperking over te gaan. Vooralsnog zijn die er niet. Al eerder werd namelijk op last van toenmalig minister Koolmees van Sociale Zaken al onderzoek gedaan naar de zorgen rond sommige aanbieders van informeel onderwijs. Daar kwam niet zo veel uit. Op grond daarvan liet hij –met instemming van de toenmalige bewindspersonen van Onderwijs– aan de Kamer weten dat een generieke vorm van toezicht „disproportioneel” zou zijn. Hij zag er dus op goede gronden van af.”
Gaat dit voorstel tegen de Grondwet in?
„Bij dit voornemen gaat het om de vraag of artikel 23 van de Grondwet een basis is voor het uitbreiden van het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs. Nu leveren artikel 23 van de Grondwet en de Wet op het onderwijstoezicht de basis om toezicht te houden op scholen in het publieke onderwijsbestel, zoals basisscholen. De vraag is of dat toezicht zich kan uitstrekken tot onderwijs daarbuiten, zoals op de scouting, de voetbaltraining en de zondagsscholen. Dat is volgens mij niet het geval. Maar het is in Nederland altijd mogelijk dat regering en Staten-Generaal gezamenlijk tot een nieuwe interpretatie komen van een grondwetsartikel, ook over artikel 23 van de Grondwet.”
Wordt de wet door aanvaarding van de SGP-motie nu een lege huls? Of kan de minister alsnog een wet in afgeslankte vorm indienen?
„Het aannemen van de motie betekent dat de meerderheid van de huidige Kamer onderschrijft dat het toezicht zich tot een selecte groep aanbieders van informeel onderwijs moet beperken. Ik kan mij echter ook voorstellen dat de minister vindt dat de motie tevens aangeeft dat de meerderheid een vorm van toezicht op informeel onderwijs wenst, en dat zij daarbij aan zet is. Zij kan de motie ook opvatten als steun voor een uitwerking. De constitutionele kou rond dit plan is wat dat betreft zeker nog niet uit de lucht.”
Zondagsscholen
In het politieke debat over het informeel onderwijs hebben zich naast kabinetsleden en Kamerleden ook onderwijsbestuurders geroerd. Wie zich nog niet lieten horen in de discussie, waren vertegenwoordigers van het informele onderwijs.
Ds. W.J.C. van Blijderveen, hersteld hervormd predikant in Kruiningen en bestuurslid van de Bond van Hervormde Zondagsscholen, volgt de discussie over het informeel onderwijs met argusogen.
Bent u gerustgesteld door aanvaarding van de SGP/CDA-motie?
Ds. Van Blijderveen: „Het is enerzijds een geruststelling dat de motie door de meerderheid van de Kamer is aanvaard. Dat betekent dat ook binnen de politiek wordt aangevoeld dat een dergelijk wetsvoorstel iets heeft van een kanon waarmee op een mug wordt geschoten.
Anderzijds houd ik wel mijn zorgen. Waarom wil het ministerie een dergelijke vergaande wet ontwikkelen? Ook blijft voor mij onduidelijk wat de overheid nu precies bedoelt met „radicalisering en ondermijning van de rechtsstaat”. In gesprekken die de zondagsscholenbond met ambtenaren van het ministerie voerde, kwam daarover geen duidelijkheid. In het kader van gelijkheid en antidiscriminatie lijkt de neiging te bestaan om het informeel onderwijs ook aan te spreken op gelijkheid tussen mannen en vrouwen, opvattingen over het huwelijk en seksualiteit. Dat vind ik zorgelijk.”
Wat zou u ervan vinden als onderwijsinspecteurs bij zondagsscholen zouden binnenstappen?
„Zondagsscholen hebben niets te verbergen. Ze bestaan al meer dan een eeuw zonder dat er ooit een onderwijsinspecteur is langs geweest. De inspectie zal dan –als het onverhoopt zover komt– toch eerst helder moeten maken wat de reden is om nu zondagsscholen te controleren.
Het is overigens ook niet logisch dat de controle van het informeel onderwijs een taak van de onderwijsinspectie zou moeten worden. De meeste zondagsscholen vallen namelijk onder de verantwoordelijkheid van de kerken en worden gezien als kerkelijke verenigingen. Datzelfde geldt voor catechese en jeugdwerk. Vanouds vallen de kerken onder het ministerie van Justitie.
Ik denk dat het binnenstappen van onderwijsinspecteurs bij een zondagsschool wel zal leiden tot een gevoel van onveiligheid en onvrijheid. Zeker als er geen duidelijke motieven voor zo’n bezoek bestaan. Dus niet aan beginnen, is het advies van de zondagsscholenbond.”