Kevin DeYoung over opwekking in Asbury: Wees niet ongefundeerd enthousiast, maar ook niet te sceptisch
Hoe moet de opwekking in Asbury gewaardeerd worden? Die vraag is sinds 8 februari vorig jaar in kerkelijke bladen geregeld gesteld, ook binnen reformatorische kring in Nederland. Een sluitend antwoord daarop verlangen is te veel gevraagd.
De Amerikaanse baptist Timothy Beougher uit Louisville vindt het gewoon te vroeg om een definitief oordeel te geven over de revival op Asbury University. „De boom wordt aan de vrucht gekend. En vruchten hebben tijd nodig om te rijpen.” Daarom wil hij zijn oordeel opschorten. „Of Asbury een echte opwekking is geweest vergelijkbaar met de grote awakenings zal pas op langere termijn duidelijk worden”, zegt Beougher, voorheen docent missiologie aan het evangelicale Wheaton College.
Niet beslissend
Ook de Amerikaanse gereformeerde theoloog Kevin DeYoung wil voorzichtig zijn. „Vooropgesteld: het gaat er niet primair om hoe wij mensen oordelen. Het label van onze goedkeuring is uiteindelijk niet beslissend. Het gaat erom hoe de Heere God oordeelt.”
Als mensen toch iets meer van DeYoungs visie op Asbury willen weten, wijst hij op twee gevaren: „Wees niet ongefundeerd enthousiast, maar wees ook niet te sceptisch.”
Dat er opwekkingen mogelijk én nodig zijn, is voor DeYoung geen vraag. „Ze waren er al in de tijd van het Oude Testament. Denk maar aan de reformatie onder koning Josia.” In dit verband verwijst DeYoung naar de bekende Engelse theoloog Martyn Lloyd-Jones, die eens in een lezing zei: „Ik begrijp christenen niet die zich niet enthousiast tonen over de gedachte aan een opwekking.”
Vrijwel direct toen het eerste nieuws over de beroeringen in Asbury naar buiten kwam, schreef DeYoung: „Wij calvinisten staan doorgaans kritisch tegenover opwekkingen.” Volgens hem heeft dat in belangrijke mate te maken met de theologische traditie, „die zich kenmerkt door een zekere bedaardheid als het gaat om het geloofsleven. Calvijn en veel puriteinen benadrukken steeds dat het gaat om het geloof in hetgeen God in Zijn Woord heeft geopenbaard. Daarop mag de gelovige vertrouwen. Bijzondere emotionele ervaringen zijn voor Calvijn niet per se een overtuigend bewijs van het werk van God. Daarbij moeten we niet vergeten dat zijn visie mede bepaald zal zijn door de ervaringen met de wederdopers in zijn dagen.”
Beproef de geesten
DeYoung en andere gereformeerde theologen in de Verenigde Staten hebben in de voorbije maanden diverse malen gewezen op het boek ”Religieuze Gevoelens” dat de calvinistische prediker Jonathan Edwards in 1746 schreef. De directe aanleiding voor dit geschrift was de Great Awakening die Edwards meemaakte en de ontsporingen nadien.
Uitgangspunt voor dit boek is 1 Johannes 4:1: „Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld.” Het boek wil helpen om het werk van de Geest te kunnen onderscheiden van het valse werk.
Edwards noemt eerst twaalf tekenen die naar zijn oordeel niet betrouwbaar zijn. Daaronder zijn: heftige godsdienstige gevoelens die emotionele of lichamelijke effecten hebben, veel spreken over God en geloof, het ontvangen van Bijbelteksten, het regelmatig en vurig prijzen van God, met grote ijver veel tijd besteden aan de zaken van het geloof, enzovoort. Edwards gaat zelfs zover dat de zekere overtuiging van iemand dat hij naar de hemel gaat nog misleidend kan zijn. „Kijk eens naar de farizeeërs”, redeneerde hij. „Zij en hun aanhangers waren ervan overtuigd dat ze de snelste route naar de heerlijkheid hadden gevonden, maar Jezus zei dat ze blinde leidslieden waren die in het verderf zouden komen.”
Woord van God
Tegenover de onbetrouwbare tekenen plaatst Edwards een aantal kenmerken van het ware werk van Gods Geest. Een van de belangrijkste is de herontdekking van het Woord van God als het middel dat de Heere heeft gegeven om Hem te leren kennen. „Zonder eerbied voor dat Woord kan er geen opwekking zijn. Dat moet ook voortdurend overdacht worden.” Daarnaast noemt Edwards als belangrijk kenmerk een diep besef van Gods heiligheid, „voor Wiens Aangezicht ieder schepsel moet vrezen”. Essentieel is verder de erkenning van eigen zondigheid. Er moet sprake zijn van droefheid over de zonde en belijdenis van schuld. Noodzakelijk is het besef dat reiniging door het bloed van de Heere Jezus onmisbaar is. Dat moet uiteindelijk leiden tot een hartelijk verlangen om Christus gelijkvormig te worden en met volharding een heilig leven te leiden.
De bekende Amerikaanse theoloog John Piper schreef in februari vorig jaar: „Wat is een echte opwekking? Het is niet een uitbarsting van spiritualiteit of van emotionaliteit. Nee, ze wordt gekenmerkt door herontdekking van het Woord van God, hersteld besef van Zijn heiligheid, een wederkeer tot God met tekenen van boete en berouw en toewijding aan God.”
Cruciaal
Baptistenvoorganger Timothy Beougher zegt de vraag naar een oordeel over de opwekking van Asbury op zich wel te begrijpen. „Daar kunnen we heel druk mee bezig zijn. Maar uiteindelijk is ze niet belangrijk. Het gaat erom in hoeverre we zelf de vernieuwing kennen. Dat is cruciaal in het leven. De blinde schrijfster Fanny Crosby zong:
Heiland, Heiland,
Hoor mijn nederige roep;
Terwijl Gij tot anderen roept,
Ga niet aan mij voorbij.”