Opwekkingen in Amerika: stil gebed of juist luidruchtige aanbidding
Opwekkingen zijn een wezenskenmerk van het Amerikaanse protestantisme, zegt kerkhistoricus Charles Jones. „Maar er is geen model waarbinnen elke ”awakening” past.”
De vormen waarin de tientallen opwekkingen in de Amerikaanse geschiedenis zich hebben geuit, zijn volgens Jones zeer verschillend. „De ene opwekking kun je vergelijken met een hevige, uitslaande brand die binnen korte tijd alles raakt; de andere met een veenbrand die niet lijkt te blussen.”
Over het blijvend effect van de opwekkingen is de emeritus predikant uit Georgia duidelijk. „Het grootste effect is niet zozeer de geestelijke vernieuwing binnen de Amerikaanse kerken –die was er ook–, maar dat is het stempel dat opwekkingen drukte op de Amerikaanse volksaard. Hoe slecht het ook gaat, Amerikanen blijven geloven dat er altijd een gerede kans is dat het weer beter wordt.”
Jones staat in de Verenigde Staten bekend als geschiedschrijver van het Amerikaanse baptisme. Na zijn emeritaat verzorgt hij een kerkhistorische rubriek in ”The Christian Index”, sinds 1822 het officiële orgaan van baptisten in de Amerikaanse staat Georgia. „Nee, dikke boeken over de kerkgeschiedenis schrijf ik niet. Ik publiceer liever korte stukjes: die bereiken een groter publiek en beklijven beter.”
Zonder aarzeling somt de predikant een reeks van meer dan twintig opwekkingen in de Amerikaanse geschiedenis op. „Vaak gaat de aandacht uit naar de grote opwekkingen in de achttiende en negentiende eeuw. En die hebben inderdaad veel invloed gehad; ze zetten de toon. Maar er zijn ook diverse opwekkingen geweest die inmiddels onder het stof van de geschiedenis zijn bedolven, maar die wel van betekenis waren.”
Pioniers
Als voorbeeld noemt Jones de opwekkingen die er van tijd tot tijd waren aan de zogenoemde ”frontier”. Deze westgrens die voortdurend in westelijke richting opschoof, werd bevolkt door pioniers die het woeste land ontgonnen en daar een nieuw bestaan opbouwden. „Veel pioniers waren van huis uit kerkelijk. Maar door het harde pioniersbestaan en doordat er aanvankelijk geen kerken waren, raakte de godsdienst op de achtergrond.
Gedurende vooral de negentiende eeuw trokken predikers te paard naar deze pioniers en belegden daar tentbijeenkomsten. Hun prediking leidde niet zelden tot herleving van het godsdienstige leven.”
Een van de predikers die hierom bekend is geworden, was de methodist Francis Asbury (1745-1816) – naar hem is het college in Kentucky genoemd waar een jaar geleden een revival plaatshad. Hij legde op zijn paard duizenden mijlen af om de pioniers met de prediking van het Woord van God te bereiken.
Zou men de trektochten van deze predikers nog enigszins kunnen vergelijken met de evangelisatiecampagnes die bijvoorbeeld Billy Graham later organiseerde, veel opwekkingen ontstonden volgens Jones echter spontaan. Als voorbeelden noemt hij de grote opwekking van Georgia in 1827 en The Layman’s Revival (1857-1858).
Bankiers
De opwekking in Georgia kwam voort uit gebedsbijeenkomsten die een vrouw, Charlotte Sherwood, organiseerde in de Edenton Baptist Church. Wekelijks kwam daar een groepje van nog geen tien dames bijeen om met elkaar te bidden voor persoonlijke noden en voor land en volk. „Dat deden ze al enkele jaren, totdat in 1827 de grote verandering kwam.”
The Layman’s Revival van 1857 begon in New York City, niet ver van het financiële district van Wall Street. Onder bankiers en beleggers brak enorme paniek uit vanwege een crisis op de beurs.
De lekenprediker Jeremiah Calvin Lanphier besloot tijdens de lunchpauze een gebedsbijeenkomst te houden. Op de eerste dag kwamen er slechts zes mannen opdagen. Het aantal bezoekers bleef aanvankelijk beperkt, maar in de volgende maanden groeide dat enorm. „Aan het eind van het jaar waren er dagelijks 10.000 mannen aanwezig bij de diverse bijeenkomsten in de stad. De opwekking verspreidde zich over het hele land. Naar schatting sloten zich in heel de VS een miljoen mensen aan bij de kerk.”
Jones benadrukt dat elke opwekking een eigen karakter had. „Er is geen sjabloon waarbinnen elke revival past. De eerste grote opwekking –tussen 1730 en 1760– stond bekend om zijn indringende prediking van Gods soevereiniteit, van de ernst van de zonde en van de grootheid van de genade.” De tweede grote opwekking, vijftig jaar later, „kenmerkte zich veelmeer door het aandringen op het maken van een keuze en door luidruchtige aanbidding”.
Bij The Layman’s Revival van 1857 lag het accent op het gebed, zonder veel luidruchtigheid. De revivals van de twintigste eeuw daarentegen droegen het karakter van campagnes; denk bijvoorbeeld aan het werk van Billy Graham. Daarmee verloren ze het element van spontaniteit”, zegt Jones.
Edwards
Ondanks de verschillen ziet Charles Jones wel gemeenschappelijke kenmerken. „Opwekkingen zijn niet primair gericht op herstel van de vervallen kerken. Centraal staat de boodschap dat verloren mensen God moeten en kunnen vinden door Zijn genade. Een tweede element is dat op een of andere manier de hoorders belijdenis van hun zonde moeten en willen doen. Ze erkennen zonder God te leven, Zijn geboden te hebben overtreden en te willen breken met de zonde.
De vorm waarin die belijdenis gebeurt, verschilt. Bij Jonathan Edwards zie je dat hij oproept om de binnenkamer op te zoeken. Bij methodisten was het vaak een oproep om naar voren te komen en de zonde publiek te belijden.”
Jones zegt in zijn preken altijd de noodzaak van een opwekking te benadrukken. „Niet allereerst opdat daardoor formele eenheid tussen christenen kan komen. Het gaat om persoonlijke, geestelijke vernieuwing. Kerkelijke eenheid is een afgeleide van de geestelijke eenheid tussen christenen.”