Het ontwikkelen van beleid voor het gebruik van de Limburgse taal lukt nog maar in een „beperkt aantal gemeenten”, laat de provincie Limburg weten. Ook het ontwikkelen van het Limburgs als vak op school gebeurt nog niet structureel. De provincie bespreekt deze en andere knelpunten in een evaluatie van de uitvoering van het convenant Limburgse taal.
Het convenant werd eind 2019 ondertekend door de provincie en het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het doel van de afspraken is de „bescherming en bevordering van de Limburgse taal”. De provincie en het Rijk investeren geld om het gebruik van het Limburgs te bevorderen. In de evaluatie wordt besproken wat er van de doelen terecht is gekomen.
Limburgs als schoolvak is „gewenst, maar nog ver weg”, is een van de conclusies. „Op enkele pilotprojecten en projectmatige aandacht voor het Limburgs op scholen na” lukt het nog niet om het Limburgs als vak te ontwikkelen, zoals de Raad van Europa eerder wel heeft aanbevolen.
Ook bij gemeenten vindt de ontwikkeling van „een eigen visie, beleid en uitvoering inzake Limburgse taal” enkel nog „ad hoc” plaats. „Gemeenten willen graag, maar weten niet goed hoe.” Reden is „onvoldoende capaciteit” bij zowel de gemeenten zelf als bij de provincie, die gemeenten hierin wil helpen.
De provincie maakte afgelopen jaren al meerdere tonnen vrij om het Limburgs te stimuleren. Het Rijk investeerde 25.000 euro en kondigde in 2023 nog eens 75.000 euro aan. In het Limburgse coalitieakkoord dat vorig jaar werd gesloten staat dat de provincie structureel 1,1 miljoen euro voor de Limburgse taal gaat inzetten.
Het Limburgs is sinds 1997 erkend als een zelfstandige regionale taal onder het Europees Handvest, net zoals het Nedersaksisch. Dat betekent dat provincies en gemeenten eigen beleid voor het bevorderen van de taal mogen voeren. Dit is een andere status dan het Fries: dat is net als het Nederlands een officiële taal. Dat betekent dat het Fries ook in bijvoorbeeld de rechtszaal of het provinciehuis gebruikt mag worden.