Om welke drie kwesties draait het formatiedebat van woensdag?
Piepend en krakend kwam de eerste formatieronde tot stilstand om uiteindelijk zelfs te eindigen met een luide knal: Pieter Omtzigt liep weg. Woensdag debatteert de Tweede Kamer met scheidend informateur Ronald Plasterk. Deze drie kwesties staan centraal.
1. Wat is er gebeurd?
Uit de eerste consultatieronde onder alle fractievoorzitters, na de verkiezingen, volgde vrijwel unaniem het advies om PVV, VVD, NSC en BBB bij elkaar te zetten. Dat ging echter niet zonder slag of stoot: Pieter Omtzigt (NSC) dwong een tussenronde af. Die moest twee zaken aan het licht brengen: kunnen de vier straks te werk gaan vanuit één gedeelde visie op de grondrechten en de rechtstaat en is er reëel perspectief dat ze elkaar ook op de inhoud van de belangrijkste beleidsdossiers vinden?
Die gesprekken gingen van start, maar al vrij snel, namelijk op 10 januari, namen ze een verrassende wending. De kwestie van de rechtsstatelijkheid bleek in no time te kunnen worden afgetikt (mede dankzij het feit dat PVV’er Geert Wilders forse concessies deed), maar Omtzigt verraste de andere drie partijen vervolgens door de deur naar een meerderheidskabinet in het slot te gooien. Vanaf die datum is dat dus al geen optie meer en dat is ook meteen het meest concrete nieuws uit het maandag door Plasterk overhandigde eindrapport.
Prachtig, maar dat roept wel de vraag op waarom de gesprekken nadien nog zo’n vier weken zijn doorgegaan.
In zijn rapport stelt Plasterk terecht dat hij de vraag of de vier elkaar op inhoud kunnen vinden in dit stadium nog niet kan beantwoorden, omdat er de afgelopen vier weken nog niet op het scherpst van de snede onderhandeld is. Maar wat is er dan wel gebeurd? Is er slechts afgetast en gesondeerd en hebben partijen over en weer hun prioriteiten wat toegelicht? Dat is mooi, maar tegelijkertijd is dat best een karige opbrengst van bijna zes weken van gesprekken voeren.
Hebben de linkse oppositiepartijen dan toch gelijk als zij betogen dat Plasterk zijn opdracht beter op 10 januari had kunnen teruggeven?
En hoe zit het met de geruchten dat Kamerleden van de formerende partijen de afgelopen weken buiten de formatietafel om al wel voorbereidende teksten hebben aangeleverd als bouwstenen voor een mogelijk ooit te smeden akkoord? In Plasterks rapport is niets te vinden dat daarop wijst. Was het enthousiasme om elkaar te vinden inderdaad van dien aard dat er hier en daar alvast mensen in de pen klommen? Of blijkt dat achteraf wishful thinking te zijn?
2. Hoe staan de overheidsfinanciën ervoor?
Het formele, vooraf gegeven ambtelijke advies aan de onderhandelende partijen luidde: Pas de lopende overheidsbegroting zo aan dat er per saldo zo’n 17 miljard euro minder wordt uitgegeven. In de laatste week van de formatietussenronde claimde Omtzigt echter het land voor een financiële catastrofe te hebben behoed. Hij suggereerde dat PVV, VVD en BBB op het punt stonden grote uitgaven te doen, zonder enig benul te hebben van de financiële lijken die elk moment uit de ladekasten op de ministeries tevoorschijn konden kruipen. Dankzij zijn doortastendheid zou Plasterk uiteindelijk hebben besloten daar toch maar navraag naar te doen, en toen was in zijn lezing de boot aan.
En inderdaad, de mogelijke tegenvallers die door de ambtelijke top van elk ministerie op een rij zijn gezet tellen op tot een bedrag van in totaal 174 miljard euro. Kanttekening daarbij is wel dat die lijsten structurele én mogelijke tegenvallers bevatten. In de laatste categorie vallen onder meer het achterstallig onderhoud aan infrastructurele voorzieningen, de onvoorspelbaarheid van de kosten van de asielopvang of de kosten van mogelijke claims als gevolg van rechtszaken van milieuorganisaties.
Voor zover niet weggelakt, vallen de posten inclusief de bijbehorende, geraamde bedragen terug te lezen in de stukken die Plasterk heeft toegevoegd aan zijn rapport. De hamvraag is en blijft echter: hebben die lijsten voor de formerende partijen nu wel of geen betekenis en zo ja, welke dan?
3. Hoe nu verder?
Het Kamerdebat van woensdag moet uitmonden in een opdracht aan een nieuwe informateur, wie dat ook wordt. Daarover is iedereen het eens. Maar daarbij maakt het nogal uit hoe gericht hij of zij op pad wordt gestuurd. Concreet: stel dat PVV, VVD, NSC en BBB dinsdagavond laat of woensdagochtend vroeg gezamenlijk tot de slotsom komen dat de vorming van een extraparlementair kabinet in dit stadium nog het hoogst haalbare is. Dan kunnen zij de informateur de kraakheldere opdracht meegeven te inventariseren of zo’n kabinet binnen afzienbare tijd te vormen valt. Zo’n klus is allicht sneller geklaard dan wanneer ook deze vier niet meer weten welke vervolgstap nu het meest logisch is. In dat geval blijft alleen nog de armetierige variant over om weer helemaal van voor af aan te gaan beginnen; met een nieuwe gespreksronde tussen de informateur en alle 15 fractievoorzitters.