„Ook deze keer zal Antakya uit het puin herrijzen”
Wederopbouw? Daar is een jaar na de verwoestende aardbeving in de Turkse stad Antakya nog nauwelijks sprake van. Toch proberen inwoners het leven weer op te pakken. „We kunnen Antakya niet in de steek laten.”
De oevers van de rivier de Orontes zijn niet veel meer dan een puinvlakte. Wie zijn blik nog wat verder laat gaan, kijkt regelrecht in een opengereten stad. Het oude centrum ligt er een klein jaar na de ramp grotendeels verlaten bij. Bomen met sinaasappels geven her en der nog wat kleur aan het verder troosteloze geheel van grijs beton en modder.
Te midden van de puinhopen stalt antiekhandelaar Mehmet Sercan Sincan zijn waren uit. Buiten zijn gehavende winkel staan stoelen en tafels op vlak gemaakt puin. Schilderijen van groene landschappen leunen tegen het rode metalen frame dat zijn pand overeind moet houden. Grote scheuren kronkelen door de muren van het gebouw aan de Kurtuluşstraat, een verkeersader door het historische hart van de stad in het zuidoosten van Turkije.
Sincan, een energieke vijftiger, is niet van plan om te vertrekken. Integendeel: hij is druk bezig zijn zaak opnieuw op te op te bouwen. „Deze winkel is van Antakya”, zegt hij, terwijl hij de modder voor zijn winkel wegveegt. „We kunnen Antakya niet in de steek laten. Het voortbestaan van stad is een persoonlijke aangelegenheid voor ons allemaal. Maar het zal nooit meer hetzelfde zijn, dat is zeker.”
Geratel
In gebieden die verwoest zijn door de beving –waarbij op 6 februari 2023 meer dan 53.000 doden vielen in Turkije en minstens 6000 in Syrië– wordt hard gewerkt aan de wederopbouw. Zwaarbeladen vrachtwagens met bouwmaterialen kruipen op de grote verbindingswegen in de regio Hatay moeizaam omhoog tegen de hellingen. President Recep Tayyip Erdogan zegt dat zijn regering van plan is om tegen het einde van het jaar 200.000 woningen op te leveren, van de in totaal geplande 390.000.
In Antakya is van wederopbouw echter weinig te merken. De stad, die voor de aardbeving een kleine 400.000 inwoners telde, heeft de fase van puinruimen nog niet achter zich gelaten. Dat is met name zichtbaar op de westelijke oever van de Orontes, waar het moderne Antakya verrees. Complete wijken zijn tot puin verkruimeld, al dan niet bewust met machines vanwege instortingsgevaar van beschadigde appartementen. Het geratel van sloophamers en het geschraap van graafmachines klinkt op haast elke straathoek. Op puinvlaktes ter grootte van meerdere voetbalvelden rijden vrachtwagens met afval af en aan.
„We zijn nu enkele maanden aan het werk”, zegt shovelbestuurder Ahmet. „Eigenlijk zijn we pas net begonnen. Het zal nog zeker wel tien jaar duren voordat het hier weer is opgebouwd.” Hij bestuurt behendig zijn machine, waarmee hij allerlei vuil opruimt. Veel meer dan een minuutje heeft hij niet. Er is nog te veel werk te doen.
Zolang er geen nieuwe huisvesting is, zit er voor een deel van de inwoners weinig anders op dan af te wachten in een van de containerkampen. Deze tijdelijke toevluchtsoorden niet ver van het centrum zijn een vooruitgang ten opzichte van de tenten die kort na de aardbeving in gebruik waren. Maar comfortabel is het allesbehalve. Over de daken is veelal een blauw zeil gespannen; de woningen lekken. In de hele regio verblijven nog steeds 690.000 mensen in deze tijdelijke huisvesting.
Rijke geschiedenis
De wederopbouw is hoe dan ook een zaak van de lange adem. Aan wie je het ook vraagt, haast iedereen zegt dat het tien jaar gaat duren. Het getal heeft zich in de hoofden van de mensen genesteld. Maar niet in die van antiekhandelaar Sincan. De rasoptimist wil dat gewoonweg niet geloven. „Je ziet nu al mensen terugkomen. Na drie jaar zullen er weer toeristen door dit deel van de stad lopen – Insjallah, zo God het wil.”
Dat het herstel van de stad niet zo snel gaat als in andere plaatsen die zijn getroffen door de aardbeving, komt volgens hem omdat de autoriteiten het oude deel van Antakya willen restaureren. „Daar wordt nu al mee gestart.” De overheid erkent cultuurhistorische waarde, ook met het oog op toerisme. De 2300 jaar oude provinciehoofdstad –ook wel bekend als Antiochië– kent een rijke geschiedenis. Het centrum telt diverse kerken, badhuizen, moskeeën en een synagoge.
„We moeten de huidige situatie accepteren en de weg vooruit inslaan”, zegt Sincan. Hij verloor vrienden en buren bij de ramp, maar geen directe familie. De vijftiger is al langer geleden gescheiden van zijn vrouw en zijn dochter woont in Istanbul. „We moeten hoop houden, mensen energie geven om weer op te starten.”
En dat is wat Sincan doet. De handelaar heeft een Instagramprofiel met zo’n 16.000 volgers, waar hij allerlei video’s plaatst over de stad. Met zijn mobiel in de hand loopt hij door het oude centrum. Als hij ziet hoe in een winkel de tegelvloer hersteld wordt, aarzelt hij geen moment en begint hij te filmen. Met luide stem geeft hij toelichting. Een minuut later staat de video online. „Ik wil laten zien dat er weer leven in de stad is. Ik zeg het tegen iedereen: Kom terug, kom terug.”
Tot Sincans grote blijdschap zijn er in de Uzun Çarşı, de Lange Bazaar, tientallen winkeleigenaren teruggekeerd. Daar waar over de straten een grauwe sluier hangt, is de bazaar een en al levendigheid. Oude mannen zitten gebogen over hun bordspel. Aan beide kanten van de smalle straat stallen handelaren hun waren uit: van kleding tot juwelen, en allerlei lekkernijen als kaas, olijven, kruiden en geurige kombe.
Moed
Sincan voelt zich hier duidelijk in zijn element. Hij snuift de geuren eens goed op. „Ruik je dat? Voel je het? Hier keert het leven weer terug. Dit is totaal verschillend met de straat daarbuiten. Hier zijn we in het hart van Antakya.” Het is een van de weinige plekken in de stad waar je kunt ontsnappen aan de misère, zegt hij.
Sahap Fansa, eigenaar van een koekjeswinkel, is druk aan het bakken. „Het leven start hier weer op. Langzaamaan wordt het beter. In het begin was er geen elektriciteit, geen water”, vertelt hij terwijl hij een plaat met koekjes in de oven schuift. „Ruim een maand na de aardbeving ben ik weer teruggekeerd. We hadden buiten de stad een goed heenkomen gezocht, maar we konden niet zonder Antakya en zijn teruggekomen.”
Tijdens het gesprek klinkt om de zoveel seconden een harde klap. De vrouw van Fansa en een nicht zijn kombekoekjes aan het bereiden. Ze gebruiken daarvoor een houten mal met daarin een patroontje. Druk daar een deegballetje in, sla het met een klap op de tafel en er ligt een perfect gevormd koekje.
Voor de aardbeving werkte Fansa met acht mensen in de winkel. Nu doen ze het werk met z’n drieën. Toch is de bakker positief gestemd. „Ik hoop dat door mijn terugkeer mensen in Antakya weer moed krijgen om door te gaan. En zo hoop ik anderen aan te moedigen om ook terug te keren.”
Ook Ender Öter probeert de draad weer op te pakken. Drie maanden na de aardbeving gingen de deuren van zijn restaurant weer open. „Het was een moeilijke tijd. Er waren nauwelijks mensen. We moesten over het puin klimmen om hier te kunnen komen.”
Het is niet eenvoudig om weer een normaal leven te leiden, zegt hij. „Veel mensen worstelen daarmee. Maar we zijn ervan overtuigd dat we een weg vooruit vinden. We willen onze cultuur voortzetten. We zijn van Antakya en we kunnen nergens anders leven.” Hij put moed uit de geschiedenis van de stad. „De stad is al zeven keer verwoest, en elke keer opnieuw is deze weer herbouwd. Ook nu zal Antakya uit het puin herrijzen.”