Sinds een halfjaar is ze volksvertegenwoordiger in een regio met 5 miljoen inwoners. Nooit eerder schopte iemand met het downsyndroom het tot parlementslid. Maar de Spaanse Mar Galcerán schrikt niet terug voor de verantwoordelijkheid. Een gesprek over handicaps, politiek en relaties.
Even dreigt het mis te gaan. We hebben om twaalf uur afgesproken, maar een dik kwartier later is Mar Galcerán nog steeds in geen velden of wegen te bekennen. In elk geval niet in Les Corts Valencianes, het parlement van de Spaanse regio Valencia in de stad met dezelfde naam.
Een telefoontje van de persvoorlichter brengt opheldering: Mar is met haar moeder schoenen aan het kopen. Foutje van mij, geeft de persvoorlichter toe. Vergeten haar te herinneren aan de afspraak van vandaag. Gelukkig komt ze even later alsnog opdagen.
Sinds een halfjaar is Mar Galcerán volksvertegenwoordiger, 1 van de 99 in het parlement van de autonome regio Valencia. Op zich niets bijzonders, behalve dan dat de 46-jarige Valenciaanse het downsyndroom heeft. Galcerán is de eerste persoon met deze aangeboren afwijking die het in Spanje tot parlementslid heeft geschopt. Naar alle waarschijnlijk is ze ook de eerste in Europa.
Dat trekt aandacht. Na het interview met het Reformatorisch Dagblad heeft ze een Zoom-gesprek met de BBC, een week later een interview met de Oostenrijkse omroep. Ze wordt er steeds bedrevener in. Persvoorlichter José Martí van haar partij, de conservatieve Partido Popular (PP), schat dat ze een vijftigtal interviews aan Spaanse media heeft gegeven. De buitenlandse pers heeft al zo’n vijftien keer op de stoep gestaan. Na decennia waarin de regio Valencia onder regeringen van de PP ontelbare malen de voorpagina’s haalde met een reeks corruptieschandalen die zelfs voor Spaanse begrippen ongekend was, kan de partij een beetje positieve aandacht wel gebruiken. Mar Galcerán staat er garant voor – ook al verzekert persvoorlichter Martí dat zijn partij „geen misbruik wil maken” van de sympathie die een parlementariër met het downsyndroom alom wekt.
Vier jaar lang was Galcerán voorzitter van Asindown, een vereniging die zich inzet voor de integratie van mensen met het downsyndroom in het dagelijks leven. Doel is dat ze mee kunnen doen als actieve leden van de samenleving. Actief was Galcerán zelf zeker, want ze deed dit werk naast haar baan op de administratie van het regionale ministerie van Volksgezondheid. Daar was ze terechtgekomen nadat ze deelgenomen had aan het eerste ambtenarenexamen in Valencia voor mensen met een verstandelijke handicap. Nu wil ze zich vanaf haar parlementszetel inzetten voor „een groots collectief”, zoals ze het uitdrukte in haar eerste toespraak tot de volksvertegenwoordigers. Een collectief dat in haar ogen te vaak en ten onrechte overbeschermd is geweest.
Onlangs stemde het Spaanse parlement bijna unaniem in met een grondwetswijziging. Artikel 49 spreekt nu niet meer van ”mindervaliden” maar van ”personen met een handicap”. Ik neem aan dat u deze wijziging met speciale belangstelling hebt gevolgd.
„Ja, want als je de nadruk legt op wat ”minder” is, dan zeg je dat mensen met een handicap minder waard zijn. En we zijn net zo veel waard als wie dan ook. De termen ”mindervaliden” en ”invaliden” zijn een belediging van mensen met een handicap. Eigenlijk klopt deze laatste term ook niet, want mensen met een handicap hebben niet minder capaciteiten. Ze hebben net zo goed hun kwaliteiten. Daarom zeg ik liever ”mensen met andere capaciteiten”. Er valt dus nog veel werk te verzetten.”
Wat dacht u toen uw partij u bij de jongste regionale verkiezingen op een verkiesbare plaats zette?
„Ik dacht gewoon: er zit een kans in dat ik gekozen word. En (glimlachend) nu ben ik gedeputeerde.”
Ik kan me voorstellen dat het reden was voor enorme blijdschap.
„Meer dan blijdschap voelde ik zin om me in te zetten voor de Valencianen, om te dienen. Dat is tenslotte onze taak als volksvertegenwoordigers. Ik wilde mijn steentje bijdragen.”
Wat betekent het voor u om het eerste parlementslid met het downsyndroom te zijn?
„Voor mij is het een manier om mensen met een handicap zichtbaar te maken. En om de blik van de samenleving op mensen met een handicap, in mijn geval het downsyndroom, te veranderen. Veel mensen denken dat we niet in staat zijn een ambt te bekleden dat een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Mijn taak is aan te tonen dat ik ertoe in staat ben. Het is belangrijk dat mensen voorbij de handicap leren te kijken, om de persoon achter de handicap te leren kennen.”
Hoe waren de reacties toen u in het parlement gekozen werd?
„Uiteenlopend. Aan de ene kant had je een groep mensen die blij waren voor mij, en die er vertrouwen in hadden dat ik het aankon. Dat waren vrienden, familieleden en partijgenoten van de PP. En aan de andere kant waren er mensen die me niet kenden. Dat waren degenen die dachten dat ik niet in staat zou zijn om de taak van gedeputeerde uit te oefenen. Ik heb vier jaar om te bewijzen dat ik het kan.”
U bent al jong lid geworden van de Partido Popular. Wat trok u aan in die partij?
„Op mijn achttiende ging ik bij de jongerenorgansatie van de PP, omdat ik de idealen van de partij deel. Die heeft zich altijd ingezet voor mensen met een handicap, voor mensen met andere capaciteiten. Zo was de PP de partij die in 2010 aangepaste ambtenarenexamens invoerde voor mensen met een verstandelijke handicap. Ik slaagde de eerste keer dat zo’n examen werd afgenomen. Verder vind ik het belangrijk onze identiteit te verdedigen. We moeten onze volksgebruiken en tradities koesteren. Net als onze taal – zowel het Spaans als het Valenciaans.”
Uw partij regeert in Valencia samen met de extreemrechtse partij Vox. Dat was de enige partij die onlangs in het Spaanse parlement tegen de wijziging van grondwetsartikel 49 stemde.
„Ik begrijp die opstelling van Vox niet. Je moet de verandering (van ”mindervaliden” naar ”mensen met een handicap”, LR) accepteren, want die is positief. Woorden zijn heel belangrijk. Deze grondwetswijziging had een staatspact tussen alle partijen moeten zijn. Vox had zich over haar oppositie tegen de regering in Madrid heen moeten zetten en zich moeten voegen bij de ja-stemmers. Maar hier in Valencia hebben we een prima relatie met Vox. Ik kan goed met ze opschieten.”
Zijn er mensen die u speciaal bewondert?
(Na een korte stilte:) „Mijn moeder is voor mij een inspirerend voorbeeld. Ze werkt hard. Van beroep is ze lerares therapeutische pedagogie, en ze heeft mij van jongs af aan begeleid. Dat doet ze trouwens nog steeds. Ik vind haar een heel goede moeder en lerares, die goed voor haar kinderen zorgt en die mijn broers en mij altijd gelijk heeft behandeld. Dat wel, ze zegt altijd dat ík haar oogappel ben. Mijn vader doet dat ook weleens, maar mijn moeder vaker.”
Wat doet u in uw vrije tijd?
„Ik houd van dansen en van Latijns-Amerikaanse muziek: salsa, merengue. Ik dans Valenciaanse jotas en sevillanas, daar waren die schoenen ook voor die ik vanochtend met mijn moeder gekocht heb. Met van die stevige hakken om te stampen. Skiën doe ik ook graag. En ik zit bij een gezelschap dat defileert bij de viering van ”moros y cristianos”” (een Valenciaans volksfeest dat de historische strijd tussen moren en christenen in dit gebied herdenkt, LR).
Bent u gelovig?
Ik ga weinig naar de mis, maar ik ben gelovig en christen. Het geloof is zeker belangrijk voor mij. Als een geliefd persoon is overleden, bid ik altijd tot God en de maagd.”
U hebt altijd bij uw ouders thuis gewoond. Hebt u ook een partner?
„Ik heb veel vrienden, maar geen vriendje. Om gelukkig te zijn is het echt niet noodzakelijk om een partner te hebben. Ik ken wel van die stellen die allebei het downsyndroom hebben. Maar dat is niks voor mij: de makkelijke weg nemen om een stelletje te vormen, haha. Dat is niet mijn manier. Ik ben er meer voorstander van dat de liefde vloeit. Het moet vanzelf gaan, ik ga niet op zoek naar een vriendje. Als er eentje opduikt, dan is dat mooi. En als-ie niet opduikt, dan stort de wereld heus niet in elkaar.”
Over een sprong naar de landelijke politiek heeft Galcerán niet nagedacht. Voorlopig wil ze zich „zo goed mogelijk” voor de Valencianen inzetten. Maar waar ligt de grens, vraag ik me af. Het is mooi om te onderstrepen dat mensen met een handicap niet minder, maar andere kwaliteiten hebben, maar zou ze ooit bijvoorbeeld fractieleider kunnen worden? Terwijl Galcerán alweer het volgende interview geeft, vraag ik het aan persvoorlichter José Martí. „Iedereen heeft zijn kwaliteiten en beperkingen”, is zijn antwoord. „En dat geldt dus ook voor Mar.”