Opinie

Regels voor het geloof

Heeft de kerk behoefte aan belijdenissen? Onder Gods Woord, dat ons wijst op de Koning van de Kerk?

Jaco van den Brink
17 January 2024 18:43Gewijzigd op 30 January 2024 18:38
beeld RD
beeld RD

De VBSO bestaat 50 jaar en ter gelegenheid van dat jubileum werden op 10 januari de Drie Formulieren van Enigheid besproken. De Nederlandse Geloofsbelijdenis stamt uit 1561 en was vooral bedoeld als externe belijdenis, als verantwoording van het gereformeerde geloof aan de roomse koning Filips II. De Heidelbergse Catechismus verscheen in 1563 en was primair bedoeld als onderwijsmethode. De Dordtse Leerregels werden opgesteld tijdens de bekende synode van 1618-1619 en waren van belang als kerkelijke leerregels om de Bijbelse prediking van dwalingen te onderscheiden.

In het begin van de 19e eeuw lieten steeds meer predikanten en hoogleraren die het geloof op nieuwe manieren bepreekten van zich horen. Het ging hun niet zozeer om het geloof in het enige Lam van God; de nieuwe tijden waren verlicht en het ging om een leven van verdraagzaamheid en deugd. Er kwam dus al snel discussie over de betekenis van de Drie Formulieren.

Daarbij bleek dat de kerkorde van 1816 die Formulieren tandeloos had gemaakt. De bepaling over de Formulieren was dubbelzinnig. Vernieuwers interpreteerden die zo dat de Formulieren werden onderschreven „voor zover” in overeenstemming met de Schrift.

Onder anderen Groen van Prinsterer richtte verschillende verzoekschriften aan de hervormde synode om de onduidelijkheid weg te nemen en de binding aan de Formulieren te handhaven.

Tussen Groen en Isaäc da Costa ontstond hierover een intensieve briefwisseling. Da Costa steunde zijn Réveilvrienden wel in hun strijd voor de waarheid van de leer uit de Formulieren, maar ondertekende niet hun verzoekschriften. Omdat hij Gods Woord bovenaan wilde houden en omdat hij vond dat de kerk meer gebaat zou zijn bij nieuwe belijdenissen, meer toegesneden op de eigentijdse kwesties. Hij zag een tegenstelling tussen formele binding aan de belijdenis als een regel en het in praktijk brengen van de inhoud in de kerk. Groen betoogde dat die binding aan de belijdenis een middel is dat in tijden van verwarring moet worden gebruikt om een heldere Bijbelse prediking te bevorderen.

Hetzelfde standpunt huldigde (enkele decennia later in Engeland) ook J.C. Ryle. Hij probeerde de Kerk van Engeland te houden aan de ”Negenendertig Artikelen” uit 1571.

Efeze 4 wijst ons op het belang van kerkelijke ambten om te voorkomen dat gemeenten met alle winden meewaaien. Hebreeën 2 vermaant ons „te blijven bij wat van ons gehoord werd, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien”. De Geest gaat geen nieuwe wegen, maar maakt het oude nieuw. Juist in onze tijd van vloeibare individuele identiteiten moeten we deze hulpmiddelen dus gebruiken om als kerken en scholen bij de Schrift te blijven.

Toch kunnen we er niet omheen dat reformatorische scholen en kerken veelal méér woorden nodig hebben om hun identiteit te formuleren dan alleen de verwijzing naar de Schrift en deze Drie Formulieren. Wat betekent dat? Het kan twee dingen betekenen en ik denk dat die zich beide voordoen.

Allereerst zijn er in deze tijd dwalingen (over leer of leven) waarbij er discussie blijft over de interpretatie van de Bijbel en de Formulieren. Dit roept de vraag op of er een gezaghebbende aanvulling op de Formulieren kan komen. Bijvoorbeeld over de vraag hoe we kinderen van de gemeente mogen aanspreken (van nature verloren in de zonde, maar God verzegelt aan hen Zijn onvoorwaardelijke aanbod van Zijn Zoon, Die door wedergeboorte en geloof –bij God te krijgen– hun deel kan zijn of worden). Of over de vraag hoe we de Bijbel moeten lezen over schijnbare randzaken als schepping en seksualiteit, als Bijbelgedeelten onverenigbaar lijken met hedendaagse inzichten.

Het tweede verschijnsel is dat we soms geneigd zijn de grenzen nauwer te trekken dan de Bijbel doet. Dat laat juist temeer het belang zien om de breedte en het evenwicht van de belijdenis in het oog te houden. Bijvoorbeeld het evenwicht tussen geloof in Christus (als enig middel tot het leven) en bekering van zonden tot God (als noodzakelijk kenmerk van oprecht geloof).

De auteur is advocaat bij BVD advocaten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer