Oorlogen blijven er, maar ze veranderen van karakter
Als kind hoorde ik het verhaal van een vrouw die in een droom had gezien dat de dakpannen van de huizen waren gaan bewegen en veranderden in helmen, helmen en nog eens helmen. Niet veel later, in mei 1940, gooiden de Duitsers de eerste bommen op Rotterdam.
Aan deze boze droom denk ik terug als ik de laatste bladzijde omsla van het boek ”Conflict. Oorlogsvoering van 1945 tot Oekraïne” van de Britse historicus Andrew Roberts en de Amerikaanse viersterrengeneraal b.d. David Petraeus. Op de cover staat een helm, een moderne camouflagehelm met zo’n netje erover. Het boek kwam medio oktober uit, enkele dagen na de aanval van Hamas op Israël.
Het boek geeft als een barometer de stand van zaken rond oorlogsvoering in de wereld aan. Lord Roberts is een bekende Engelse militair historicus en schreef biografieën over Napoleon, Churchill en George III. Petraeus, zoon van een zeekapitein uit Franeker, diende 37 jaar de Amerikaanse strijdkrachten. Hij was onder meer opperbevelhebber van de Amerikaanse troepen in Irak en leidde de internationale veiligheidsmacht in Afghanistan. Ook was hij directeur van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA.
In tien hoofdstukken onderzoeken de schrijvers hoe oorlogsvoering zich sinds de Tweede Wereldoorlog heeft ontwikkeld en welke lessen hieruit getrokken kunnen worden. Ze beschrijven bijna tachtig jaar aan conflicten en oorlogen: de Chinese Burgeroorlog (1927-1949), de Koreaanse Oorlog (1950-1953), de verschillende dekolonisatieoorlogen, de lange Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam (1955-1975), de oorlogen van Israël versus de Arabische wereld en Iran (de jongste uitbarsting kon in dit boek niet worden meegenomen), de Koude Oorlog (1947-1991), de Falklandoorlog (1982), de conflicten in Ossetië, in het voormalige Joegoslavië, in Somalië en Rwanda, de missies in Afghanistan en Irak en ten slotte de oorlog van Poetin tegen Oekraïne.
Churchill
Het duo citeert graag Carl von Clausewitz (1780-1831), de Pruisische generaal en militaire theoreticus die bekend is van het standaardwerk ”Over de oorlog”, waarin hij stelt dat oorlogsvoering slechts de voortzetting is van politiek bedrijven, maar dan met andere middelen. Nog vaker quoten zij de Britse politicus Winston Churchill (1874-1965), die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog als visionair strategisch leider ontpopte. „Succesvol strategisch leiderschap kan, als het op de juiste manier wordt uitgevoerd, zelfs de meest ongunstige situaties ten goede keren”, aldus de auteurs.
Roberts en Petraeus zien in de Oekraïense president Zelensky een zeldzame churchilliaanse leider in wie persoonlijke moed, energie en onbedwingbare wilskracht samenkomen. Als geen ander weet Zelensky volgens hen zijn manschappen aan het front aan te vuren, wat nodig is om het moreel van de soldaten hoog te houden en te zorgen voor discipline en training.
Tegenover Zelensky plaatsen de schrijvers Poetin en zijn bevelhebbers, die dachten met een blitzkrieg Oekraïne in een paar dagen onder de voet te kunnen lopen, maar met lede ogen moesten toezien hoe de aanval in de modder bleef steken.
Corruptie
In Korea leerden de Amerikanen begin jaren 50 veel over de oorlogsproblematiek die ze ook op alle latere slagvelden zouden tegenkomen: in Vietnam, Irak en Afghanistan. Telkens moesten ze samenwerken met ondemocratische, onbetrouwbare en corrupte landsregeringen.
In Vietnam leerden de Amerikanen dat ze ervoor moesten waken om al te zeer bij een intern conflict betrokken te raken.
Ook werd steeds duidelijker dat rekening moest worden gehouden met de druk van het thuisfront: geen enkele familie wil dat hun kind ver weg op een slagveld sneuvelt en in een bodybag huiswaarts keert.
Amerika’s betrokkenheid in Vietnam was uiteindelijk onhoudbaar, net als die in Afghanistan. De onlangs overleden Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken en topdiplomaat Henry Kissinger zei al in 1965 over het optreden in Vietnam: „Het is een poging om een natie op te bouwen in een verdeelde maatschappij midden in een burgeroorlog. De bemoeienis van Amerika met Vietnam was bij voorbaat gedoemd te mislukken.”
Missers
Met de casestudies van de Jom Kipoeroorlog (1973), de falende vredeshandhaving in Rwanda in 1994 –waar de „mondiale dadeloosheid ronduit een gewetenloze indruk” maakte– en de aanwezigheid van de Verenigde Staten in Irak en Afghanistan aan het begin van deze eeuw, laten de schrijvers zien hoe gevaarlijk zelfgenoegzaamheid en nonchalance kunnen zijn. Ze maken duidelijk dat die voor enorme missers kunnen zorgen. Gebrekkige inlichtingen over de vermeende aanwezigheid van massavernietigingswapens leidden in 2003 tot de Amerikaanse inval in Irak.
Roberts en Petraeus wijzen er ook op dat tijdens een oorlog de situatie dramatisch kan veranderen. Door continu alert te zijn en op scherp te staan kan volgens hen worden voorkomen dat de tegenstander een kans krijgt om een doorbraak te forceren. Von Clausewitz zei al dat de dingen altijd weer anders gaan dan we verwachten en dat ze er van dichtbij anders kunnen uitzien dan toen we er van een afstand naar keken.
Israël
Het duo stelt dat Israëls strijd om het bestaan tot op de dag van vandaag de toekomst van de wereld bepaalt. Toen David Ben-Goerion op 14 mei 1948 de staat Israël uitriep, kreeg het nieuwe land meteen al te maken met een inval van vijf legers, uit Egypte, Irak, Syrië, Jordanië en Saudi-Arabië, bij elkaar meer dan 20.000 goed uitgeruste Arabieren. Strategisch gezien leek de situatie voor Israël hopeloos, maar het jonge land beschikte over twee belangrijke voordelen: goedgeorganiseerde binnenlandse communicatie-, bevoorradings- en versterkingslijnen en een centraal commando. Bovendien hadden de Israëliërs in Ben-Goerion een moedige leider met een groot strategisch inzicht. De schrijvers wijzen erop hoe essentieel het voor Israël op dat moment was om burgers te militariseren om als land te kunnen overleven.
Toch ging het in de Jom Kipoeroorlog in 1973 faliekant mis. Egypte viel aan op een moment dat Israël overmoedig was geworden; het overschatte zichzelf en waande zich onoverwinnelijk. Israël had lucht gekregen van trainingsoefeningen langs het Suezkanaal in de dagen voorafgaand aan de aanval, maar had die berichten als onbeduidend van tafel geveegd. Als Roberts en Petraeus het recent losgebarsten conflict rond Gaza hadden moeten beschrijven, hadden ze de vergelijking kunnen trekken met de misser van Jom Kipoer. Heeft Israël signalen dat Hamas een aanval zou beramen niet evenzeer in de wind geslagen?
Robots
In het laatste hoofdstuk blikken Roberts en Petraeus vooruit op de oorlogen van de toekomst. Die zullen niet alleen krachtmetingen zijn met wapens en wilskracht, maar ook laboratoria van nieuwe technologieën. Kunstmatige intelligentie, kwantum- en supercomputers en nano- en biotechnologieën bieden totaal nieuwe mogelijkheden om oorlog te voeren. Westerse landen worden steeds afhankelijker van ontwikkelingen in de robotica. Het is niet ondenkbaar dat in de toekomst conflicten worden uitgevochten van robots tegen robots. Daarbij is het de vraag of mensen nog wel de controle blijven houden over hun tactische operaties.
Roberts en Petraeus signaleren dat supermachten als Rusland, China en Iran graag duistere krachten aanwenden bij hybride vormen van oorlogsvoering. De oorlog in Oekraïne laat zien dat achter de schermen hackers actief zijn om het land van de tegenstander plat te leggen. In elk toekomstig conflict ligt het gevaar op de loer van escalatie met zeer onvoorspelbare gevolgen, waarschuwen Roberts en Petraeus. Dat gevaar is het grootst in het nucleaire domein.
Veeg uit de pan
De oorlog in Oekraïne laat zien dat het nog niet afgelopen is met grote oorlogen tussen omvangrijke conventionele legers, al hopen Roberts en Petraeus dat deze steeds sporadischer zullen voorkomen. En al helemaal is het niet gedaan met oorlogen op kleinere schaal, zoals opstanden, terreurcampagnes, cyberoorlogen, criminele activiteiten en informatieoorlogsvoering.
Kernwapens als afschrikkingsmiddel hebben oorlogen evenmin kunnen voorkomen. Conflicten zoals die tussen Rusland en Oekraïne dreigen langdurig te worden. De oorlog in Oekraïne laat zien dat de productie van munitie gigantisch moet worden opgeschroefd. Roberts en Petraeus geven hier Europa een veeg uit de pan: het is nalatig gebleven om de productiecapaciteit en de voorraden van munitie op peil te houden. Afgezien van de Verenigde Staten heeft geen enkel NAVO-land de productiecapaciteit en voorraden om een grote oorlog uit te vechten, stellen ze. „Zoals ook geldt op zo veel andere terreinen, wordt kennelijk verwacht dat de gewone Amerikaanse belastingbetaler het leeuwendeel van de kosten draagt.” Ook geven de auteurs de Franse president Macron een oorvijg – die sprak maar liefst zeventien keer met Poetin voordat hij ten slotte besefte dat deze gesprekken „echt nergens heen gingen”.
Hoewel de focus zal blijven liggen op het via afschrikking voorkomen van grootschalige conflicten, zal het zonder twijfel voor westerse landen noodzakelijk blijven om militaire missies uit te voeren om extremisten, opstandelingen en de gevaarlijkste criminele organisaties te bestrijden – maar dan vooral via het adviseren, assisteren en militair ondersteunen van lokale partners en niet door zelf in de frontlinie mee te vechten.
Ten slotte betogen Roberts en Petraeus dat geld dat aan afschrikking wordt uitgegeven zelden verspild geld is en dat de geschiedenis van recente oorlogen aantoont dat naties die óf niet in staat zijn tegenstanders af te schrikken óf niet klaar zijn voor een oorlog, hiervoor uiteindelijk een hoge prijs betalen.
Isolationisme
De schrijvers wijzen een isolationistische koers van grote mogendheden of landenblokken als Europa krachtig van de hand. Ze juichen de toenemende terughoudendheid van de Verenigde Staten en Europa als het gaat om steun aan Oekraïne dan ook niet bepaald toe.
Dit boek laat behalve de ontwikkeling rond oorlogsvoering zien dat een oorlog nooit zomaar uit de lucht komt vallen. Elk conflict heeft diepe en taaie wortels en het is goed je daarin te verdiepen alvorens allerlei meningen te ventileren. De schrijvers geven niet alleen zinvolle informatie over de achtergronden van conflicten, maar ook over de afwegingen van Amerika om zich wel of niet in een strijd te mengen. Daarbij schroomt Petraeus niet om de hand in eigen boezem te steken wanneer hij vindt dat met name de Amerikaanse inbreng volgens hem tekortschoot of het doel compleet miste. ”Conflict” wijst op de afschuwelijk hoge prijs die elke oorlog eist en geeft aan hoe belangrijk het is om oorlog te voorkomen en koste wat het kost vrede en vrijheid na te jagen, te koesteren en te bewaken.
Boekgegevens
”Conflict. Oorlogsvoering van 1945 tot Oekraïne”, Andrew Roberts en David Petraeus; uitg. Prometheus; 568 blz.; € 45,-